alfred oosterman
‘Hij schreef al sinds de oorlog, maar publiceren kwam pas veel later. Eigenlijk ontdekte zijn oom, Herman Kunst, zijn talent. Die had zelf een abonnement op Maatstaf en zei: daar moet je eens wat naartoe sturen. Hotz stuurde toen het verhaal “De tramrace” op, dat met grote vreugde werd ontvangen door Theo Sontrop en Martin Ros, die ineens een puntgaaf verhaal bij de post vonden.’
Hoe gaat de biografie eruit zien?
‘Het wordt in elk geval een chronologisch verhaal, al kan ik natuurlijk al schrijvende nog op andere ideeën komen. Ik denk dat ik belangrijke perioden, bijvoorbeeld die beginjaren van de muziek, en de jaren rondom zijn debuut, eruit licht, of bepaalde thema's samenbal. Heel precies weet ik het nog niet. Ik ga in elk geval niet hoofdstukjes “context” en “leven” afwisselen. Het moet een verhaal worden, het verhaal van Hotz' leven en schrijverschap, geen wetenschappelijke biografie. Mijn aanpak is meer journalistiek.’
‘In Hotz' persoonlijk leven is iets gebeurd waarover hij zelf liever zweeg. Zijn ex-vrouw, moeder van zijn zoon, pleegde een moord. Zij had hem verlaten voor een van zijn beste vrienden en vermoordde die vriend later. Daarover zal ik betrokkenen aan het woord laten. Hij heeft er niet over willen schrijven, maar als je het weet dan zie je dat deze gebeurtenis sporen heeft achtergelaten in zijn werk. Ik kan me voorstellen dat hij er nooit letterlijk over geschreven heeft. Een van zijn personages zegt ergens: “Soms moet men de werkelijkheid tot kalmte manen.” Ook Gerard Reve wees daarop: waar gebeurd is vaak te gek voor woorden, een al te groot melodrama. Hotz' enige roman De vertekening gaat over een schilder wiens vrouw hem bedriegt met zijn beste vriend. Daar zijn duidelijke sporen in te vinden van wat hij zelf heeft meegemaakt, maar heel erg op afstand gezet. Ik denk dat je het leven van Hotz kunt zien als dat van iemand die ondanks allerlei hindernissen - problemen met gezondheid, drama's in het persoonlijke leven - een eigen weg volgde. Hij wilde mooie dingen maken, en precies op de manier waarop hij het zelf voor zich zag, zonder concessies, en met een grote trouw aan wat hij bewonderde.’
Wanneer gaat de biografie verschijnen?
‘Ik ben nu pas aan het begin: interviews en research. Naarmate je meer te weten komt, ontdek je hoe weinig je eigenlijk weet, dat er nog duizenden open plekken zijn. Wanneer het af is? Tsja...Ik kan alleen zeggen dat ik hoop dat ik na dit jaar alle research gedaan heb, en ik hoop ook een paar hoofdstukken geschreven te hebben. Daarna werk ik weer bij de krant, vier dagen per week, en ik heb twee kinderen, dus het zal van de vrije tijd moeten komen. Ik denk zelf dat de biografie er binnen twee jaar moet kunnen zijn.’
‘Ik werk nu al zo'n 25 jaar in de literaire kritiek en de journalistiek, met groot plezier, maar het is een geweldige luxe om je eens een jaar lang met één onderwerp bezig te kunnen houden. In wezen doe ik dezelfde dingen die ik anders ook doe: interviewen, lezen, researchen, maar nu allemaal toegespitst op één onderwerp. Het werk lijkt erop, maar het werkt naar een ander eindpunt toe en dat vind ik bijzonder om eens te doen.’
Over literaire kritiek hield u vorig jaar als gastcriticus aan de universiteit een Groningen een lezing, met de titel: ‘Pulp in een nepbontje: moet literaire kritiek de grenzen van de literatuur bewaken?’
‘En nu wil je natuurlijk weten wat het antwoord op die vraag is. Enerzijds moet het wel. Een boekenkatern is een van de weinige plekken waar alles langskomt uit de literatuur en als daar geen ijkpunt is, waar is het dan wel? Maar ik heb er ook voor gepleit om die grenzen flexibel te houden. Het belangrijkste is dat een criticus zich moet willen laten verrassen. De mooiste literatuur is literatuur waarvan je niet wist dat ze bestond. Zoals mijn ervaring met Hotz. Ik wist niet dat je op zó'n manier werelden kon oproepen, het verleden als een levendig heden. Dan zeg je niet: het is net Elsschot, nee, zo iemand heeft een eigen geluid, stelt een nieuwe norm.’
‘De norm van literatuur wordt dus gesteld door het allerbeste uit de literatuur. Een criticus mag nooit een schoolmeester zijn die ijzeren normen en criteria hanteert. Dat vind ik gevaarlijk voor de kritiek. Ik pleit voor ontvankelijkheid voor wat schrijvers willen met hun werk. Je moet uitkijken voor verstarring.’
Is het na 25 jaar kritieken schrijven nog mogelijk verrast te worden?
‘Jazeker. Je moet ook altijd debuten blijven lezen. Soms heb je daar niet zo'n zin in, want acht van de tien debuten zijn toch niet zo heel erg goed, maar je moet de nieuwe literatuur volgen. Als je Franse of Engelstalige literatuur bespreekt, kun je je beperken tot de hoogtepunten. Bij de Nederlandse literatuur moet je je soms door een berg van wat mindere dingen heen eten en dat kan tegenstaan. Dan dreigt het gevaar van chagrijn: mijn god, moet ik dit nu weer lezen. Niet wéér een