Jazz, poëzie en de paling van weleer
Met zijn vertolking van Daar was laatst een meisje loos op de cd De Kist van Pierlala maakt zanger Jeroen Zijlstra van een uitgekauwd kinderliedje weer een echt zeemanslied. De zee is ook een centraal thema in zijn eigen liedrepertoire.
sasja koetsier
Haar boorden groen en rood
Gieken tussen vrees en hoop
Ik haal mijn zoutelandse tonen
Met de zeewind uit mijn mond
Met deze Bekentenis opent Jeroen Zijlstra op een vrijdagavond in de Amsterdamse club Panama een optreden van zijn band Zijlstra. Van Wieringer zeevisser werd hij ooit jazztrompettist, tot hij erachter kwam dat hij veel meer aandacht kreeg als hij de liedjes die hij al een tijdje voor anderen schreef, zelf ging zingen. In de muziek van Zijlstra klinkt de jazz nog stevig door, en in de liedteksten is veel autobiografie te bespeuren, niet alleen in de thema's maar ook in de taal. Want in het vissersvocabulaire van de zanger en tekstschrijver lopen relaties niet stuk maar ‘aan de grond’, stappen mensen niet uit het leven maar ‘uit de boot’, en of we ons nu aan land bevinden of op open zee, de horizon bestaat altijd uit water.
De band treedt op in het kader van een serie concerten onder de noemer Nederland in Panama. Door producente Eva Posthuma de Boer en zanger Arthur Umbgrove worden telkens drie singer-songwriters van eigen bodem uitgenodigd om samen een avond te vullen met hun Nederlandse liederen. Posthuma de Boer was er een aantal jaren geleden in het Amsterdamse comedycafé Toomler mee begonnen, omdat ze wel eens een hele avond wilde luisteren naar wat zijzelf het leukste vond aan cabaret: de liedjes.
‘We doen dit in de eerste plaats omdat het een prachtig genre is!’ zegt ze. ‘Jammer genoeg komt het muzikale cabaret in de theaters moeilijk van de grond: daar komen de mensen om te lachen. En als je dit in een popzaal brengt, vervliegt het vaak weer. Het zijn wel echt liedjes om naar te luisteren.’ In de nachtclub-ambiance van Panama, met tafeltjes en een bar in de zaal, is vanavond alle aandacht voor de artiesten.
Zijlstra staat de laatste tijd juist veel in theaterzalen, ‘maar onze optredens hebben niets van cabaret - we maken geen grapjes,’ zegt Jeroen Zijlstra. ‘Sommige van onze liedjes passen misschien wel in een cabarettraditie. Het is mooi om te zien dat in het theater tegenwoordig veel meer oorspronkelijk Nederlands materiaal wordt gebracht, terwijl vroeger bijvoorbeeld veel uit het Frans werd vertaald.’
Over de relatie tussen poëzie en liederen zegt hij: ‘Ik heb niet zo veel met gedichten die dan later op muziek worden gezet. Een gedicht van Achterberg, dat is gewoon af. Je kan daar nog weer muziek bij proberen te verzinnen, maar meestal vind ik dat niks. Al zijn er in het circuit van poetry slams wel dichters die een soort muzikale, ritmische vorm van poëzie schrijven. Daar hoor ik dan bijna een melodie bij. En op dit moment werken we samen met Tjitske Jansen, die een tekst voor ons heeft ingesproken. Wij gaan daar muziek onder zetten.’ Later op de avond, bij de nazit, zal blijken dat Jansen ook prima uit de voeten kan met het idioom van Zijlstra. In de tekst die ze reciteert, zijn paling en zeelucht voorname ingrediënten.
Zijn eigen teksten ziet Jeroen Zijlstra niet als gedichten. ‘Het zijn echt liedjes. Als je de muziek weglaat, hou je maar de helft over.’ Hij schrijft zelf alle teksten voor de band, en een groot deel van de melodieën, die door saxofonist, componist en arrangeur Rutger Molenkamp tot een arrangement worden uitgewerkt. ‘Thuis heb ik een sporenrecorder waarmee ik de melodie opneem, en daar schreeuw ik dan eerst wat onverstaanbare woorden overheen. Die “hawah-hawah”-teksten zijn meestal in het Engels, dat zingt lekker. Maar in het Engels een lied schrijven...ik heb het wel eens gedaan, maar nee, dan gaat het eigenlijk nergens meer over.’ Het is waar: de onderwerpen van de liederen vragen bijna om zijn Noord-Hollandse tongval, want in welke andere taal zou je kunnen zingen over de kermis in Spanbroek (Dorpsgevoel), het Amsterdamse Bimhuis (Koperen helden) of een slapeloze nacht in Durgerdam (Durgerdam slaapt, dat werd uitgeroepen tot het beste theaterlied van 2002)?
‘Je zou me een volkszanger kunnen noemen, al denk ik dan eerder aan een Hazes of Bauer. Met alle respect, want ze zijn geniaal in wat ze doen, maar het is niet te vergelijken met onze muziek. Wat zij doen kan ik niet en ik wil het ook niet.’ En terwijl de musici op het podium een soundcheck uitvoeren, voegt hij gelaten toe: ‘Ik heb ook een wat intellectuelere band, hè. Die houden allemaal van Coltrane, en dat ga je horen.’
de cd de kist van pierlala. straatliederen uit het geheugen van nederland is uitgebracht door globe en als bijlage aan dit nummer van literatuur toegevoegd.