De leerschool van het leven
Afgelopen september hield Arie van den Berg in Ons Erfdeel nog een vurig pleidooi voor de ‘schrijfschool’. Hij is behalve schrijver en recensent ook inhoudelijk coördinator van de Schrijversvakschool Amsterdam, de opvolger van de eind 2001 failliet gegane schrijfopleiding 't Colofon. De Schrijversvakschool biedt naast een aantal korte cursussen ook een vierjarige deeltijdopleiding voor mensen die van literatuur hun vak willen maken. Tegen de critici van zo'n opleiding verweerde Van den Berg zich onder meer door te verwijzen naar de schilderkunst, een discipline waarin kunstacademies fungeren als een snelkookpan voor jong talent. Op dezelfde manier kan een schrijversvakschool het talent van de cursisten tot ontwikkeling brengen - mits dat talent aanwezig is. Vaste recepten zijn volgens hem geen onderdeel van de opleiding. ‘We laten de cursisten juist hun eigen stijl ontwikkelen, hun eigen thema's ontdekken. Het is best mogelijk om een aantal regeltjes op te stellen voor het schrijven van een roman. Maar dat doen wij niet.’
Toch verwerpt hij het idee van een reguliere hbo-opleiding resoluut: ‘Dat kan niet. Iemand van achttien kun je niet leren schrijven.’ Volgens Van den Berg moet je ‘eerst leven’ voor je goed kunt schrijven. ‘Zelf ben ik toevallig op mijn 22ste gedebuteerd, maar echt, dat zijn uitzonderingen.’ Zakelijk leider Pauline Durlacher ziet dat jonge studenten die aan de Schrijversvak-school beginnen, vaak afhaken gedurende de opleiding. ‘Schrijven is nu eenmaal best zwaar.’
Op de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) zijn de ervaringen met jonge studenten gunstiger. Van de zestien eerstejaars die de opleiding mag aannemen, studeren er jaarlijks gemiddeld twaalf af. Hubert Roza, hoofd van de opleiding, is het ‘pertinent oneens’ met het idee, dat je ouder moet zijn om schrijver te worden. ‘Het is helemaal het romantische beeld van de kunstenaar: dat je veel meegemaakt moet hebben, veel geleden vooral, om tot goede kunst te komen. Ik vind dat eerlijk gezegd nogal beledigend. Wel heb ik gemerkt dat studenten na hun afstuderen niet onmiddellijk belangrijk werk produceren. Daar is meestal nog zo'n drie jaar voor nodig. Dat heeft niets te maken met levenservaring, maar met het verder ontwikkelen van techniek. Ik noem dat de incubatietijd.’
Op de HKU is de opleiding tot schrijver sinds de start in 1992 ondergebracht bij de faculteit Theater. Studenten studeren dan ook af als dramaschrijver, hoewel proza en poëzie wel als keuzeonderdeel worden aangeboden. De studierichting Docentschap literaire vorming levert dit jaar de laatste lichting afgestudeerden af. Ze wordt opgeheven, omdat het financieel niet meer haalbaar was voor zestien studenten per jaar twee aparte studietrajecten in te richten.
Om het mogelijk te maken dat studenten aan de drama-afdeling op een schrijf-opdracht afstuderen, moesten de competentie-eisen van de afgestudeerden wel wat worden opgerekt. ‘De eisen zijn nu tamelijk vaag geformuleerd: studenten moeten in staat zijn een verhaal te vertellen, een spanningsboog te creëren, allemaal dingen die zowel voor een schrijver als voor een acteur belangrijk zijn,’ zegt Roza.
Een andere benadering is die van de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam, waar in september 2002 een opleiding Schrijven begon. Het studieprogramma begeeft zich hier op het raakvlak van beeldende kunst en literatuur. Zo maken vakken als tekenen en filmisch onderzoek deel uit van het programma. De studenten die over ruim twee jaar als eerste afstuderen, kunnen dat doen met scenario's, audiovisueel werk, kunstenaarsboeken met gedichten en verhalen, performances, installaties met tekst of ander werk waarin beeld en taal samengaan.
Coördinator van de afdeling Erik Viskil beschouwt die vermenging van disciplines als een voordeel. ‘Het past bij de filosofie van de Rietveld om studenten aan te moedigen de grenzen tussen disciplines te verkennen. Maar we sluiten ook aan bij ontwikkelingen in de beeldende kunst, waarin tekst de laatste jaren een veel gebruikt medium is, en bij experimenten in de poëzie, bijvoorbeeld van Tonnus Oosterhoff, die weer het beeld verkent.’