Rijp
Rijm is dauw die zich na een ijzige nacht heeft vastgezet als een feestelijk glinsterend glaslaagje op halmen en takken, zodat beweging niet meer mogelijk is zonder iets te breken. Breek de rijm maar laat de ijzige koude intact. Een nietrijmend gedicht berijmen is een soort hertalen, en dus gebruik ik mijn eigen idioom, en wordt dit gedicht een Maria-van-Daalen-gedicht terwijl het een Anne-Vegter-gedicht is. ‘Ik vertrouw je natuurlijk niet, Van Daalen, maar vooruit!’, zegt ze smakelijk in mijn oor. Een dode dichter schrijft niet terug als ik het fout doe. Ik kies voor een levende dichter, en voor poëzie die ik zelf prachtig vind. Anders gaat het niet.
Uit de bundel Aandelen en obligaties (Querido, 2002) van Anne Vegter: nr. VI, pagina 16-17, dat is het voorlaatste gedicht van een reeks zonder titel, in de onderafdeling ‘Preferente aandelen’.
Het gedicht gaat over een forse ruzie in een relatie omdat de man, Enricus geheten, is vreemdgegaan. De ‘ik’ in het gedicht is de stem van de vrouw, en zij richt zich nadrukkelijk tegen onzichtbare omstanders, met regels als ‘mijne dames en heren’ - die zijn wij misschien wel, de lezers. De regel die mij zeer lief is, is deze: ‘en een kolibri die uit zijn hart omhoog schoot’. (Er staat een kolibri als enige afbeelding op het omslag van de dichtbundel).
Zoals bekend oefen ik mij al een tijdje in het schrijven van sonnetten met elf lettergrepen per dichtregel. Deze zogenaamde endecasillabo, de bekendste vorm van een dichtregel in de Italiaanse literatuur, is bij mijn weten nooit door een Nederlandse dichter beproefd, en is curieus genoeg ook nog nooit door een Nederlandse recensent van mijn werk als zodanig herkend.
Het gedicht van Anne telt 51 regels (twee ‘regie-aanwijzingen’ meegeteld) in 13 strofe-achtige eenheden. Ik heb een zorgvuldige keuze gemaakt uit de regels om dit te kunnen berijmen als zo'n sonnet, maar met behoud van de kracht ervan, en die versterkt door de andere versvorm.
maria van daalen, dichter. laatste bundel: vol de liefde (querido, 2003)