Niet voor de lezer, maar voor de dichter
De sonnettendichter Jan Kuijper waardeert het rijm vooral, nee, eigenlijk uitsluitend, als onderdeel van een hulpconstructie.
Jan Kuijper
Veel is er afgegeven op het rijm. Onze grote voorbeelden, de Griekse en Romeinse klassieken, kenden het niet. Onze middeleeuwse romans wel, maar die zitten vol stoplappen - door het rijm; het rijm was duidelijk niet veel meer dan een geheugensteuntje. Shakespeare en Milton konden het in hun bekendste werken zonder doen; dat Hamlet en Paradise Lost nog mooier zijn geworden dan Il pastor fido en Gerusalemme liberata kunnen we gevoeglijk toeschrijven aan...het ontbreken van rijm. Het is eigenlijk verwonderlijk dat het tot ver in de twintigste eeuw heeft moeten duren voordat het merendeel van de dichters het rijm heeft losgelaten, maar nu is het dan zover: de grootsten, Tranströmer, Kouwenaar, Ashbery - zij rijmen niet.
Waarom ik het rijm dan toch in ere heb gehouden? Niet om het gedicht beter te kunnen onthouden - sinds de uitvinding van de boekdrukkunst is de kans dat de tekst verloren gaat verkeken. Niet omdat een rijmend gedicht beter klinkt - het tegendeel is waar; wie rijmt moet alle mogelijke moeite doen om het rijm te verdoezelen, om klinkklank te vermijden. Niet omdat een rijmend gedicht althans schijnbaar beter in elkaar zit - de winst aan structuur wordt makkelijk tenietgedaan door de rijmdwang, het net-niet-kloppen vanwege het rijm, dat door de beste dichters wel eens bij wijze van uitzondering vermeden wordt, maar dat bij de zwakke broeders regelmatig tot potsierlijke enormiteiten leidt.
Nee, het is niet vanwege de lezer dat ik rijm, maar vanwege de dichter. Als die al niet eens weet met welk woord de volgende regel moet eindigen, hoe weet hij dan wat er in die regel moet komen te staan? Moet hij soms gewoon opschrijven wat hij denkt? Maar waarom zou hij dat dan niet in proza doen, hij denkt toch zeker in proza? Nee, in een gedicht moet iets bijzonders aan de hand zijn, iets wat in