Anton Mauve, Herder met schaapskudde op de heide, ca. 1887
Taylor Coleridge en William Wordsworth, en vond de natuurbeschrijving van onze Nederlandse dichteres, met de juiste vleugjes weemoed, romantiek en sentimenteel moralisme, daar goed bij aansluiten. Misschien heeft Hélène Swarth hun gedichten, die erg populair waren toen zij een jong meisje was, wel gelezen. Net als zij schreven Wordsworth en Coleridge rijmende verzen in velerlei metra maar ook, meestal langere, rijmloze gedichten in vijfvoetige jamben in een prettig voortkabbelende
parlando stijl.
Ik houd veel van de vijfvoeter. Viervoeters zijn te kort en te nadrukkelijk metrisch, zesvoeters bieden zoveel ruimte dat je de regel soms moet opvullen met stoplappen, maar vijfvoeters hebben de juiste lengte en passen op natuurlijke wijze in het ritme van de gesproken taal. De Italiaanse dichter Umberto Saba schreef over de elflettergrepige versregel (elflettergrepig omdat in de Italiaanse poëzie bijna geen mannelijk rijm voorkomt): ‘De hendekasyllabe is zo vast vergroeid met de aard van onze taal dat de Italianen, als ze ontroerd zijn, onwillekeurig in dit metrum spreken.’ De Nederlander is nuchterder. Buddingh' zegt in zijn Lexicon der poëzie: ‘De jambe is de meest gebruikte versvoet in onze dichtkunst, omdat hij het sterkst in onze taal verankerd ligt; gewone zinnen als “Wij gaan vanavond naar de bioscoop” of “Ik moet nog even sigaretten halen” zijn vijfvoetige jamben.’
Hélène Swarth heeft massa's rijmende sonnetten geschreven. Daarom heb ik haar niet-rijmende gedicht Dorre heide, dat uit dertien regels bestaat, omgevormd tot een sonnet. Dat vind ik de allermooiste vorm die er bestaat. Misschien ben ik dat gaan vinden omdat ik zoveel prachtige Italiaanse sonnetten gelezen heb en omdat deze dichtvorm in Italië geboren is.
Een moeilijkheid bij het toepassen van rijm is dat je je moet hoeden voor het monster van de rijmdwang. Ik tracht altijd zo onopvallend en natuurlijk mogelijk te rijmen en liefst geen gebruik te maken van onnatuurlijk aandoende enjambementen. Hélène zelf schuwde het dubbelrijm niet, zoals blijkt uit de regels ‘welk een zee van weedom in een traan ligt’, ‘dat ik mijn schreden naar die laan richt’, ‘doodsbleek in 't zilvren maanlicht’ en ‘waarvoor de zoete waan zwicht’ in haar sonnet De weg in 't woud. Dergelijk dubbelrijm heeft nu alleen nog maar een komisch effect.
Wat tegenwoordig, naar mijn mening, ouderwets en onnodig is, en zelfs een bewijs van onmacht, is het gebruik van elisies. Bij het ‘vertalen’ van Dorre heide heb ik daarom de vele elisies en samentrekkingen weggelaten die in Hélènes tijd gebruikelijk waren. Weg dus met de ‘wandlaar’, de ‘najaarsneevlen’, weg met ‘d'uitgebloeide heide’, ‘vlakt'en lucht’ en ‘d'eenig'in’, weg met ‘donkre’ en ‘enkle’!
Ik houd van het vertalen van poëzie omdat het een soort scrabbelen met woorden is: leuk en verslavend. Het vertalen van rijmende poëzie is nog prettiger, omdat rijm vorm en richting geeft. Ik vergelijk het graag met schaatsen: ik schaats namelijk veel liever op een smalle waterweg die mij duidelijk ergens heenleidt, dan op een onafzienbaar wijd meer waar ik zelf een weg moet zoeken en het gevaar loop de verkeerde te kiezen.
ike cialona vertaalt voornamelijk poëzie, uit het italiaans en het engels. ze heeft een honderdtal sonnetten vertaald, o.a. van dante, petrarca, rossetti en d'annunzio, het zestiende-eeuwse epos op rijm orlando furioso van ariosto en, samen met peter verstegen, dante's goddelijke komedie, op rijm. ook maakt ze deel uit van de redactie van het literaire tijdschrift de tweede ronde.