Literatuur. Jaargang 20
(2003)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Het bouwwerk van de taalarchitectEigenaar Jan (48) heeft zijn bloemenstal ‘De Bordewijk’ net gerenoveerd. De glazen zijpuien zijn vervangen door houten schotten, nadat ze voor de tweede keer dit jaar werden ingegooid. Nu heeft Jan eieren voor zijn geld gekozen, want ook al heeft hij een vermoeden wie de daders zijn - ‘die jongens uit de oude wijk’ - ze laten zich toch niet pakken. Dus blijven verveling en vernieling hand in hand gaan. Jan: ‘Voor dit soort jongens zouden ze van mij de dienstplicht weer mogen invoeren.’ ‘Straatschenderij’ heette het in de tijd van Ferdinand Bordewijk (1884-1965), en hij noemt het verschijnsel in een artikel uit 1947 voor het Utrechts Nieuwsblad (waaraan hij in die tijd als recensent verbonden was) als voorbeeld van de egoïstische en anarchistische trekken van de Nederlander. Zijn personage Bint, het onverzettelijke schoolhoofd uit de gelijknamige roman, bindt met succes - maar wel ten koste van zichzelf - de strijd aan met deze karakterzwakte, die hij als volgt analyseert: De jeugd is bezig zich te constitueren tot grote groepsverbanden die elke zondag langs de straten gaan. Zij hebben een gevaarlijke schijn van schoonheid. Het individu gaat in hen ten onder, maar niet uit gehoorzaamheid. Het individu is mededrager van een collectief machtsvertoon. (...) De mens mag niet meer massa zjjn dan voor de staatsorde nodig is. Hij mag geen leger vormen dan het staatsleger. Al deze zondagslegers zijn infect. De mens moet gehoorzaamheid leren en tucht. Daardoor onderwerpt hij zijn wil en ontdekt hij zijn wil.Dat Bordewijk in zijn aanval op ‘de Nederlander’ doelt op iets wat wij doorgaans juist omschrijven als ‘individualisme’ blijkt uit het feit dat hij, als vreedzamer uiting van dezelfde kwaal, beschouwt: ‘het verlangen naar eigen woning, hoe klein ook, met eigen deur op de straat, de radioverbrokkeling, de schotjesgeest, enzovoorts.’ Bordewijk had weinig op met de sociale woningbouw die vanaf het interbellum ter hand werd genomen. De nieuwe wijken werden volgepriegeld met hofjes en rijtjeshuizen, laagbouw met - inderdaad - elk een eigen deur op de straat. Hij wond zich erover op dat in Spoorwijk in zijn woonplaats Den Haag ‘de onooglijkste straatjes’ werden getooid met namen van grote schrijvers als Multatuli en Busken Huet. Een vlag op een modderschuit. Op de standing van de Bordewijklaan is weinig aan te merken. Sterker nog: in deze ‘keurige hoogburgerlijke straat’, zoals een van de bewoners haar typeert, hoeft temidden van een arts, een bank- en een schouwburgdirecteur, de advocaat Bordewijk zich niet misplaatst te voelen. Ook kennen de meeste Bordewijklaners minstens twee van zijn werken: Karakter - al is het maar van de film - en Bint, klassieker van de leeslijst. Kom daar maar eens om in Spoorwijk! De bewoners van de Bordewijklaan zijn tevreden mensen. ‘Wel erg op zichzelf’, vindt een van hen, maar een ander noemt dat: ‘we laten elkaar volkomen in elkaars waarde.’ Maar de gelijkvormigheid van de straat heeft ook zijn saaie kanten. ‘Het is zo'n typische “goede” wijk’, zegt Paula (57). ‘Niet een afspiegeling van wat zich in de maatschappij afspeelt.’ Al met al lijkt de Bordewijklaan niet het soort straat waar de schrijver zelf een fatsoenlijke roman in zou zien. Althans,volgens de definitie die hij daar zelf van gaf: Roman wil zeggen: beschrijving van leven en onderlinge aanraking tussen familie- of andere maatschappelijke kringen. De roman speelt zich dus af op minstens twee plans: zijn compositorische verdienste ligt des te hoger naar de mate van het aantal plans, van hun sociale verscheidenheid, en de hechtheid van het onderlinge samenweefsel. Roman wil zijn: meer dan éénkamerbouwwerk van de taalarchitect.Toch is die eenvormigheid van de straat maar schijn. Want na een bocht in de weg gaat de Bordewijklaan onverwachts nog verder. Maar dan anders. Een groot deel van de woonhuizen in dit gedeelte van de straat wordt bewoond door leerlingen van het doveninstituut guyot. Op weekdagen wonen hier zestig dove kinderen vanaf twaalf jaar, die in Haren naar school gaan. Bordewijk hebben ze daar nog niet gehad, zo wordt met hulp van een begeleider duidelijk. Terwijl ik me erover verwonder dat geen van de bewoners over dit gedeelte van de straat heeft verteld, hoor ik dat integratie het doel is waarmee het doveninstituut twee jaar geleden naar deze wijk verhuisde. Een experiment dat in Bordewijks universum niet zou misstaan. Maar is in dit tweekamerbouwwerk misschien een tussendeur vergeten?
sasja koetsier |
|