Het literaire leven op de voet gevolgd
Letterkundig Museum documenteert de ontwikkeling van het schrijverschap
Hoe ziet het leven van een literair auteur er vandaag de dag uit? Het Letterkundig Museum volgt veertig schrijversloopbanen, die één ding gemeen hebben: ze begonnen allemaal in 1999. Nu, vier jaar na hun debuut, worden ze opnieuw geïnterviewd. Zes van hen zijn binnenkort te zien in de televisiedocumentaire Schrijver van beroep.
sasja koetsier
In het laatste jaar van de twintigste eeuw debuteerden in Nederland en België 43 schrijvers met literair werk bij één van de gevestigde uitgeverijen. Allemaal werden ze door het Letterkundig Museum benaderd om deel te nemen aan het project Debutanten 1999. Volgens de werkwijze die de Britse documentairemaker Michael Apted gebruikte in zijn serie 7Up (en recent in Married in America), worden de schrijvers vanaf hun debuut met een vast interval - in dit geval vier jaar - geïnterviewd over hun leven en werk.
Net als in de documentaires van Apted gaat het over dromen, ambities, succes en teleurstelling. En met een beetje geluk wordt iets zichtbaar van de factoren die daar een rol bij spelen. Projectleider Jessica Swinkels: ‘Tijdens de opnamen in 1999 maakten de debutanten nog niet echt deel uit van het literaire bedrijf Daarom hebben we in dat eerste deel ook uitgevers en critici aan het woord gelaten. Inmiddels is de “boekenwereld” volop aanwezig in het leven van de schrijvers. Een opvallend verschijnsel is bijvoorbeeld, dat vier van de zes auteurs van uitgever zijn gewisseld, of van plan zijn dat te gaan doen.’
De documentaire, die in februari bij de NPS (Het uur van de Wolf) wordt uitgezonden, maakt deel uit van een groter project. Met in totaal veertig schrijvers (drie van de benaderde auteurs wilden niet meedoen) wordt elke vier jaar een interview gehouden, dat op video wordt vastgelegd. De banden vormen samen een beeldarchief van een lichting schrijvers. De interviews die voor dit archief bedoeld zijn, worden op dit moment opgenomen.
‘Ik denk dat het project interessanter wordt naarmate het langer loopt,’ zegt Jessica Swinkels. ‘De eerste keer stond het debuut centraal. Nu kun je daarop terugblikken: Zijn de verwachtingen uitgekomen? Wat is de invloed van recensies? Hoe ga je verder na een succesvol of na een onopgemerkt debuut? Het is nu ook makkelijker om vooruit te kijken: Welke kant gaat het op? Zijn er veranderingen in stijl, thema's, genre? Sommige schrijvers leven nu van de pen, anderen schrijven alleen in de avonduren, of zijn er intussen mee gestopt.’
Behalve een portret van ‘het schrijverschap’ in veertig facetten, levert de collectie beeldmateriaal mogelijk ooit nog iets anders op: de unieke documentatie van de geboorte van een nieuwe Grote Schrijver. Want, zo wordt in de projectbeschrijving gemijmerd: ‘stel dat er een Reve, Mulisch, Hermans of Haasse onder de debutanten zit?’ Maar ook zonder P.C. Hooftprijswinnaars biedt de ontwikkeling van de veertig schrijvers interessant studiemateriaal. Lukt het bijvoorbeeld om, niet een debutantenpool die voor ruim veertig procent uit vrouwen bestaat, de mannelijke hegemonie in de toekomstige literaire canon te doorbreken?