[Nummer 8]
Redactioneel
Ook de boekhandel moest eens vernieuwd worden: nieuw tapijt, nieuwe uitstaltafels, hier en daar een stoel om te zitten en helderder licht. ‘Hebben jullie nu meer ruimte voor boeken?’, hoorde ik een klant vragen. ‘Om eerlijk te zijn: nee’, was het, zo te horen, licht gegeneerde antwoord. Op inspectie naar mijn vaste plankjes moest ik even zoeken. Al gauw vond ik de poëzie: die afdeling had haar plaats behouden. De buitenlandse kranten - ik mag graag weten wat De Standaard en De Morgen over boeken schrijven - bleken echter verdwenen. Niet zo erg, want een paar panden verderop zit een goede bladenman. Het duurde ondertussen een hele tijd voor ik ‘literatuurgeschiedenis’ had gevonden: dit al sinds jaren minimale afdelinkje was verbannen naar de hoogste etage, en daar dan ook nog eens zo ver mogelijk van de trap. Speurzin en doorzettingsvermogen zijn vereist voor wie de recente Ruusbroecbiografie zoekt, of de essays van Pfeijffer, of Huygens' Journaal van de reis naar Venetië, of de spiksplinternieuwe uitgave van Potgieters gedichten. Al bij verschijnen zijn ze vakkundig aan het zicht onttrokken. Reden te meer om er in Literatuur aandacht aan te besteden. Of zou het zijn als in dat grote warenhuis, waar ik eens in de sinterklaastijd op de speelgoedafdeling heb gewerkt. Die bevond zich op de hoogste etage: ‘We hebben de aantrekkelijkste afdeling bovenin’, wist de chef me te vertellen. ‘Dan weten we zeker dat de klanten overal langskomen.’
Johan Oosterman