Jeroen Vullings
Ongetwijfeld zijn er in de Verenigde Staten T-shirts op de markt, waarop staat: ‘I was the first to read Harry Potter and The Order of the Phoenix’. En als ze om de een of andere reden niet bestaan, dan hadden ze daar kúnnen bestaan. Zelf had ik geen recht gehad op zo'n victoriekleed.
Op het middernachtelijk uur dat de Potter-countdown ten einde kwam en de rijen fans hun exemplaar in de wacht konden slepen, van vrijdag de 20e op zaterdag de 21e juni, was ik in New York. Die dag had ik de legendarische literatuurcriticus Harold Bloom geïnterviewd in zijn huis te New Haven en zijn woorden over de Potter-hype klonken gedurig na in mijn oren. ‘Ik heb de afgelopen weken veel televisieprogramma's en journalisten afgewimpeld die mijn mening wilden over dát boek - ik zal de titel niet noemen. Het is bagger, absolute rotzooi, vreselijke troep, afgrijselijk - al die miljoenen lezers hebben ongelijk. Slecht geschreven, het ene cliché na het andere! Ik heb mijn vrouw en mezelf plechtig beloofd niet over dat boek te praten, omdat ik me dan zo opwind. Dit boek nu is bijzonder afstotend, omdat het om zulke enorme oplagecijfers gaat en het geen greintje esthetische waarde bezit.’
Toen ik de volgende ochtend op Union Square een grote boekhandel binnenliep, was de keuze dus snel gemaakt: de nieuwe Potter. Als zo'n boek zoveel afkeer op kon roepen bij een fijnproever als Bloom, kon ik het mij niet laten ontgaan. Het zou mijn eerste Potter worden. Wél had ik een verfilming van een eerder boek gezien en die was niet kwaad - en ook niet goed.
Uit de publiciteit bij de verschijning had ik begrepen dat déze Potter iets minder een kinderboek is. Er gaat een geliefd iemand dood en Harry ontdekt zijn zwarte kant. Ik had er kortom zin in.
De omstandigheden waren ideaal. Mijn bril had ik de dag voor de terugreis verloren, op onopgehelderde wijze. Ik zou dus niet in het vliegtuig op zo'n piepklein schermpje, meters verder in het gangpad, naar - zo las ik - The Recruit en Daredevil kunnen kijken. In mijn handbagage zat uit oogpunt van gewicht slechts één boek: J.K. Rowlings kiloknaller, 870 pagina's dik. Met fijne grote letters. Ik zou de uren wel door komen.
Het werd een helse nacht. Nooit heb ik in zoveel tijd zo weinig gelezen. Ik kwam tot pagina 98, zie ik aan de boekenlegger. Steeds weer bladerde ik terug, om al die namen te kunnen onthouden, om het gedoe met de postuilen te doorgronden. Met name de dialogen, en dat zijn er nogal wat, stremden mijn leestempo; álles wordt benoemd en uitgelegd.
Van een vriend hoorde ik later dat ik het helemaal verkeerd had aangepakt. Potter vraagt volgens hem om cursorische lezing, in razend tempo, ‘voor het verhaal’, ‘zonder op details te letten als compositie en stijl’. ‘Zoals wij vroeger sciencefiction lazen’, sprak hij bemoedigend. Het probleem is alleen dat ik vroeger ook al nooit door sciencefiction heenkwam. Of door andere pulp.
Valt het de Rowling-, Grisham-, King-consumenten aan te rekenen dat ze boeken lezen die hen tijdelijk, iets langer dan de verhoopte verfilming, van de straat houden?
Ze doen maar. Maar tegelijk ben ik, over waarden en normen gesproken, er ten diepste van overtuigd dat lezers van moeilijke boeken betere mensen zijn. Niet beter in ethische zin. Waarom zou een moordenaar, fraudeur of dief geen verfijnd zintuig voor literatuur hebben? Maar beter in de zin van: leuker, interessanter. Omdat ze hun hersens tenminste willen gebruiken en het lezen bij hen de zoektocht is naar, vrij naar Shelley, een moeilijk plezier.
Andersom geldt: zij die niet lezen of alleen pulp zijn per definitie slechtere mensen. Want ze koesteren hun gebrek aan ontwikkeling en de bijbehorende arrogantie. Altijd vallen ze anderen lastig met hun kortzichtigheid.
Om duidelijkheid te verkrijgen volstaat een eenvoudige test: boek een goedkope busreis naar een zo verschrikkelijk mogelijke bestemming, ik noem Zuid-Tirol. In de ene bus gaan Godin van de jacht, De dochter en Het zwijgen van Maria Zachea grif van hand tot hand, onder gejoel. In de andere, vrijwel lege bus, waar de stilte van een mossig graf hangt, zit ieder zo ver mogelijk van de anderen verwijderd. Gebogen over een moeilijk boek. Het is aan u.