Literatuur. Jaargang 20
(2003)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Geloof en vaderlandDe riante vooroorlogse woonwijk tegen de flank van de Amersfoortse berg ademt op deze zomerse namiddag een kalme rust. De goed onderhouden voortuinen laten geen spoor zien van de droogte van de afgelopen weken. In deze straat vol gezonde en tamelijk welgestelde Hollandse gezinnen is het even zoeken naar bewoners die Literatuur kunnen helpen bij het identificeren van de ‘Marnix’ die de straat zijn naam gaf. ‘Ik denk een schrijver,’ is de reactie van Mitzy, die hier al dertig jaar woont. ‘Het zijn toch allemaal schrijvers in deze buurt?’ Het begint al met de voorspelbare verwarring over het woordje ‘van’ voor de naam Marnix. En waarom deze schrijver niet net als alle andere in de wijk met de achternaam wordt aangeduid... Hoewel we Marnix van Sint Aldegonde meestal met zijn dubbele achternaam noemen, luidt zijn volledige naam Filips vanMarnix van St. Aldegonde. Het gebruik van Marnix - eigenlijk het Franse marni - als voornaam is van later datum. De Vlaming Jan-Albert Goris ontleende in het begin van de twintigste eeuw het eerste deel van zijn auteursnaam Marnix Gijsen aan Filips van Marnix. Een beetje zuur is het wel dat het werk waarmee de Vlaamse patriot Marnix van St. Aldegonde (1540-1598) alom bekend is, vrijwel zeker niet aan hem kan worden toegeschreven. Als de naam Marnix ter sprake komt, gaat het meestal over het Wilhelmus. Het verhaal dat Marnix de tekst zou hebben geschreven, werd al enkele jaren na zijn overlijden verspreid. Tegenwoordig wordt het doorgaans als mythe beschouwd, al herleefde nog in 1997 het dispuut hierover tussen de neerlandici Bram Maljaars (contra) en Ad den Besten (pro Marnix). Ook blijkt de overlevering taai. Ik ben er zelf getuige van als de elfjarige Hiske, die het antwoord op mijn vraag schuldig moet blijven, ter plekke bijles krijgt van haar moeder: ‘Jawel, van het Wilhelmus, dat weet je toch wel?’ Alleen Rogier, die het allemaal nog eens heeft nagezocht toen hij hier drie jaar geleden met zijn gezin kwam wonen, weet te vertellen dat Marnix bekend is ‘tja, zogenaamd van het volkslied, hè.’
Maar Marnix van St. Aldegonde heeft gelukkig nog enkele letterkundige werken op zijn naam staan, zoals een psalmberijming en een satire op de rooms-katholieke kerk onder de titel Den Byencorf der H. Roomsche Kercke (1569). Daarin ‘verdedigt’ hij in de persoon van meester Gentianus de katholieke geloofsartikelen tegen protestantse kritiek. Waarmee hij het natuurlijk allemaal nog belachelijker maakt, zoals in de volgende passage over absolutie: In somma, men can gheene soo groote zonde doen, of men mach te Romen daer over dispensatie crijghen om een stuck gelts, ende quijt van alle schuldt ende straffe gaen: soo dat sy nemmermeer int Vagheuyer en sullen comen, soo sy sich selven van 't Hellegat connen ghewachten. Daer sal meester Gentianus al veel willecomer zijn, dan te Geneven, oft elders by de Hughenoosche predicanten. Ende desen fijnen boeck oft brief die hy ghemaeckt heeft, sal hem te Romen moghen dienen tot een goede recommandacibrief aen den heylighen Vader de Paus, om erghens aen een Bisschops mijter oft Cardinaels hoet te gheraken.Toch wordt zijn literaire faam overtroffen door zijn historische, want vooral in de negentiende eeuw maakte hij grote opmars als strijdbare rechterhand van onze vaderlandse held Willem van Oranje. Net als zijn vermeende auteurschap van ons volkslied dankt hij ook echter zijn heldenstatus aan enige ‘epische concentratie’ - het gegeven dat anonieme feiten in de overlevering verbonden raken met bekende personen uit de geschiedenis. Want intussen kon hij in 1585 als burgemeester de val van Antwerpen niet verhinderen. Die gebeurtenis heeft Antwerpen overigens ook niet weerhouden van de aanleg van een Marnixplein.
sasja koetsier |
|