Kuipers
‘Normen. Waarden. Canonisering. Wereldliteratuur. Elk van die woorden trekt een duizendtal boekenkasten open, waarin de werken van honderden denkers staan te vergelen. Het woord “wereldliteratuur” is in elk geval, zoals je weet, afkomstig van de weergaloos grote schrijver, dichter en denker Goetbe, die zich het woord ten overstaan van zijn meewandelende bandrecorder Eckermann liet ontvallen, met deze boodschap: “De tijd van nationale literaturen is voorbij.” Elke lezer krijgt in de toekomst steeds meer met boeken uit andere landen en culturen te maken, wat de oude bard goed heeft voorzien.’
‘In beginsel ontstaat de canon doordat meer lezers in hun waardeoordeel over een bepaald literair kunstwerk overeenstemmen. Maar de praktijk, net als in de geldhandel, is veel ingewikkelder. Niet alleen individuen, maar ook allerlei instituties, zoals de uitgeverij, de kritiek, de Grote Prijzen bepalen mede wat de canon is. In onze tijd is het een bijna niet meer te volgen spel geworden - net als in de geldhandel - waaruit voortdurend nieuwe namen en titels voortkomen. De canon staat daardoor niet alleen ter discussie, hij is ook volop in beweging. Wat veel te weinig gebeurt is het in onze literatuurgeschiedenis integreren van de boeken uit de wereldliteratuur, die of we het nu willen of niet, geheel overeenkomstig de profetie van Goethe, de enige literaire werkelijkheid is geworden, met alle problemen van dien, want hoe beoordeel je boeken uit een cultuur die je vreemd is, en waarvan je de taal niet kent? Een enorm terrein van onderzoek dient zich aan, maar wij doen, geheel overeenkomstig de tijdgeest, niets of hooguit het weinige wat nodig is om ons baantje binnen de vaderlandse al of niet universitaire bureaucratie te behouden. Visie, mijne dames en heren. Visie. Die biedt de grote literatuur. Die zouden ook de door de overheid bezoldigde onderzoekers aan de dag moeten leggen. Er zou al veel gewonnen
Uit: Lezen & cetera, Pieter Steinz
zijn als onze neerlandici en andere taal- en letterkundigen zouden beginnen met - op een enkel meesterwerk na - alle secundaire literatuur weg te flikkeren en weer eens de boeken gingen lezen waar het om gaat, de vele waardevolle boeken die heden ten dage de wereldliteratuur uitmaken. Elke dag. Nieuwsgierig. Begerig. Met geen ander doel dan de ooit zo bewonderde “belezenheid” weer tot een vat van literaire kennis te maken en mede daardoor een eigen kritisch inzicht te verwerven in al die godvergeten schoonheid die nu bijna niemand meer onder ogen komt, blindgemaakt als we worden door de bekrompen bedienaren van de massamedia en de cynische leiders van het grootuitgeversbedrijf.’