Constantijn Huygens Instituut laat problemen nog niet achter zich
Na het turbulente jaar 2002 lijkt het Constantijn Huygens Instituut (chi) voorlopig nog niet in rustiger vaarwater te komen. De beoogde nieuwe directeur Frank Willaert trok zich half augustus terug vanwege de slechte financiële situatie waarin het instituut blijkt te verkeren.
sasja koetsier
Het is niet overdreven te stellen dat op het Haagse instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis met de kandidatuur van Frank Willaert de hoop herleefde dat het kwade tij van de afgelopen jaren kon worden gekeerd. Maar gezien de huidige situatie zou er wel eens behoefte kunnen zijn aan een heel ander soort leiding. Volgens waarnemend directeur Henk Braakhuis was hij ‘een uitstekende kandidaat’, niet alleen voor het instituut, maar ook voor de knaw (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, red.). Uitstekend, en ook: de enige kandidaat. Jammer genoeg zou er gezien de huidige situatie wel eens behoefte kunnen zijn aan een heel ander soort leiding, en zoekt men liever organisatie-advies dan wetenschappelijke visie. Dat is ook de vraag waarover een speciale commissie zich momenteel buigt.
Intussen moet het chi het al een dikke anderhalf jaar zonder volwaardige directie stellen. Op 1 februari 2002 werd de toenmalige directeur Dick van Vliet op non-actief gesteld ‘omdat er sprake was van een onwerkbare situatie die geen basis meer bood voor een herstel van vertrouwen tussen personeel en directeur’, zo meldt het jaarverslag van het instituut. Vier maanden later nam Van Vliet ontslag. Inmiddels was Henk Braakhuis tot waarnemend directeur benoemd, een wetenschapper ‘van buiten’ die goede banden met het instituut onderhield.
Frank Willaert, sinds 1984 hoogleraar oudere Nederlandse letterkunde aan de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen (ufsia), werd eind 2002 voor de opvolging van Van Vliet benaderd. Willaert verwachtte in deze functie meer tijd te krijgen om zich met onderzoek bezig te houden. ‘In mijn gesprekken met de sollicitatiecommissie heb ik dat ook als voorwaarde gesteld’, zegt Willaert. Maar in april van dit jaar kwamen er ineens verontrustende cijfers op tafel, die vroegen om strategische besluiten. Frank Willaert: ‘Daarmee werd de inhoud van de directeursfunctie opeens heel anders. Het zwaartepunt ligt nu bij reflectie op de strategie van het instituut. Ik sluit niet uit dat ingrijpende koerswijzigingen noodzakelijk blijken. Daar wil ik niet voor tekenen.’
Voor Willaert, die naar eigen zeggen in de loop van de procedure zeer veel waardering voor het chi kreeg, was het een moeilijke beslissing. ‘Maar ik zou met zo'n zware managementtaak niet eens kunnen voldoen aan de overeenkomsten die ik elders ben aangegaan’, zegt hij. Eind volgend jaar moet zijn editie van de Strofische gedichten van Hadewijch verschijnen.
Bovendien twijfelt Willaert aan de mogelijkheden voor het chi in de toekomst. ‘De prognoses voor de volgende jaren bieden geen zicht op beterschap. Mij werd duidelijk dat de functies van vertrekkende wetenschappers voorlopig niet opnieuw zouden worden vervuld. Op de lange termijn kan dat een verlies van vier of vijf formatieplaatsen op twintig betekenen.’
Waarom de financiële problemen van het instituut pas in zo'n laat stadium aan het licht zijn gekomen, blijft onduidelijk. Volgens Braakhuis heeft het iets te maken met de toepassing van nieuwe boekhoudregels. Frank Willaert meent dat de cijfers voor alle betrokken als een verrassing kwamen: ‘In de jaarverslagen van voorgaande jaren kwam de financiële positie van het chi niet als heel goed naar voren, maar ze was toch ook niet slecht te noemen. Daarmee vergeleken waren de nieuwe cijfers echt schokkend.’
Een van de mogelijke strategieën voor
het
chi die de overkoepelende
knaw wil laten onderzoeken, is een vergaande samenwerking met andere
knaw-instituten op het gebied van taal, cultuur en literatuur. De commissie die momenteel aan het werk is, bekijkt welke gevolgen de huidige situatie heeft voor de nieuw op te stellen profielschets voor de directievacature. Helaas zal ‘wetenschappelijke ambitie’ in dat profiel niet bovenaan staan.