Literatuur. Jaargang 20
(2003)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Foto: Joost van den Broek/Hollandse Hoogte
| |
[pagina 19]
| |
Omittamus studia, / dulce est desipere, / et carpamus dulcia / iuventutis tenere. Het zijn de beginwoorden van een Middeleeuws studentenlied, enkele jaren geleden door Willem Wilmink vrij vertaald als: ‘Gooi de boeken aan de kant, / vrolijkheid doet veel meer deugd / nu het hart van vreugde brandt / door de jaren van de jeugd.’ Het lied roept op tot alles dat tot op de dag van vandaag met studenten wordt verbonden: vrijen, drinken, nietsdoen. Over studenten bestaan van oudsher tal van weinig vleiende stereotiepen en dat maakt ze tot geliefd onderwerp in de literatuur. Een van die veelgehoorde opinies is dat de studenten vroeger beter waren; het is een klacht van alle tijden die te plaatsen valt binnen het cultuurpessimisme van, laten we zeggen, Plato tot George Steiner. Of studenten slechter presteren is maar zeer de vraag en dommer zullen ze in elk geval niet zijn. Anders zijn ze wel: kennis en vaardigheden veranderen voortdurend. En toch zijn er ook veel overeenkomsten. Wie Klikspaans studententypen aan zich voorbij laat trekken, beweegt zich tussen verbazing en herkenning. Zijn negentiende eeuw is verweg, maar soms ook verrassend dichtbij. De studentenliteratuur kwam tot grote bloei met Klikspaan, Hildebrand en Piet Paaltjens; van het weinige uit de negentiende eeuw dat nog gelezen wordt, hoort juist hun werk bij de hoogtepunten. Maar studentenliteratuur bestaat zolang er studenten zijn. Er is een doorgaande lijn van de dertiende-eeuwse Carmina burana tot de eerste penneproeven in de literaire studentenbladen van vandaag. Banale jool en pretentieuze diepgang wisselen elkaar achteloos af. Bijvoorbeeld in de zeventiende eeuw, toen het Latijn nog overheerste, en studenten elkaars vriendenalbum vulden met gelegenheidswerk dat heel af en toe tot op vandaag stand houdt. En zolang er studenten zijn, figureren ze ook in de literatuur. Als tragische helden in (semi-)autobiografische romans over een studentenleven, in verhalen die een afrekening vormen met de mores in het studentencorps én in satires waarin de student mikpunt van spot is: hij is lui, rumoerig op straat, bezwangert dienstmeiden, kortom: doet alles behalve studeren. Die student treedt op in toneelstukken, in spotgedichten, in schetsen uit het studentenleven. Reden genoeg voor een dossier over afleggers, miereneukers, collegehengsten, toeten en knorren. |
|