De kraaien joelden op het dak
Het is de vraag wat Nijhoff zou hebben gevonden van de eigentijdse vertaling, waaraan liedjesschrijver en zanger Jan Rot momenteel werkt. Afgelopen jaar zorgde diens ‘hertaling’ van Schuberts Winterreise al voor opschudding in de Nederlandse muziekwereld. Niet alleen hulde hij de tekst in een modem jasje, ontdaan van alle Duits-romantische franje, ook maakte hij de Winterreise minder somber door het doodsverlangen van de hoofdpersoon te vervangen door een verlangen naar een nieuw, ander leven. Het resultaat, op cd uitgebracht bij drogisterijketen Het Kruidvat, riep uiteenlopende reacties op. ‘Een doorbraak in de Hollandse uitvoeringsgeschiedenis van dit elitaire topkunstrepertoire’, vond NRC Handelsblad-recensent Kasper Jansen. Vincent Verheijen, directeur van de Schubertstichting, beschouwt Rots versie daarentegen als een mislukte poging om een klassiek werk te populariseren. ‘Als Rot echt iets nieuws had willen doen, had hij ook de muziek moeten veranderen. Bovendien is die mooie Duitse taal wezenlijk onderdeel van de schoonheid van Winterreise’, meent hij.
Het is ook wel even schrikken om ‘Een lading sneeuw pal voor mijn poten, de kraaien joelden op het dak’ te horen, in plaats van ‘Die Krähen warfen Bäll’ und schlossen, Auf meinen Hut von jedem Haus.’ Bovendien werd de Winterreis door bariton Maarten Koningsberger op de cd ook nog eens op ongeschoolde wijze gezongen. Sommige zangers vonden dat vreselijk (een oudere collega schreef Koningsberger zelfs dat ze er misselijk van werd), anderen waren enthousiast.
De controverse onderstreept hoe ongewoon zingen in het Nederlands nog altijd is. Nederlandstalige popmuziek mag dan salonfähig zijn geworden, in de klassieke muziek staat zingen in de eigen taal kennelijk nog gelijk aan vloeken in de kerk.
Die underdog-positie van het Nederlands heeft volgens Louis Grijp, hoogleraar in ‘Nederlandse liedcultuur van heden en verleden’ aan de Universiteit Utrecht en als onderzoeksmedewerker verbonden aan het Amsterdamse Meertensinstituut, te maken met het feit dat muziek van de elite hier altijd gedomineerd is geweest door andere talen. In de Middeleeuwen waren dat het Hoogduits en het Frans, in de Renaissance het Frans, vanaf ongeveer 1600 het Italiaans en in de achttiende eeuw weer het Frans. In de negentiende en twintigste eeuw waren respectievelijk het Duits en het Engels de muzikale lingua franca. Bovendien raakte een steeds groter publiek, door de opkomst van de popcultuur en massamedia als de radio, vertrouwd met vreemde talen. Ook de betere talenkennis van de gemiddelde Nederlander droeg ertoe bij dat het Nederlands als ‘schone zangtaal’ voornamelijk beperkt bleef tot volksliedjes en smartlappen.
‘Zingen in een vreemde taal heeft ook zijn voordelen’, zegt Grijp. ‘Het roept associaties op met een hoger aangeslagen cultuur. Verder is er sprake van een synthese tussen muziek en taal, want de componist heeft het werk nu eenmaal in die taal geschreven. Met een vertaling doe je die eenheid hoe dan ook geweld aan. Maar daardoor valt wel de originele tekst door de mand, want die blijkt soms heel banaal te zijn. Vooral bij opera's valt dat op. Voordeel bij vertalen is ook dat heel andere thema's ineens naar boven komen.’
In de klassieke muziek staat zingen in de eigen taal kennelijk nog gelijk aan vloeken in de kerk
En dat is precies wat Rot beoogt met zijn Schubert-hertalingen. Eind dit jaar verschijnt zijn cd met hertalingen van Schuberts bekendste liederen, waaronder