Het tweede boek
Wat betekent het voor een schrijver om na alle belevenissen rondom de eersteling te werken aan de opvolger? Deze keer de overwegingen van Aukelien Weverling (1977).
Aukelien Weverling
Er gebeurde vorig jaar iets verrassends tijdens de openingsavond van Crossing Border in de Stadsschouwburg te Amsterdam: drie schrijfsters - strak, blond en wulps- deden een dansje op een discoklassiekerter inleiding van het optreden van Aukelien Weverling. Aldus betuigden Esther Ending, Karin Giphart (de zus van) en Saskia Profijt hun steun aan de pas gedebuteerde schrijfster. Verrassend, want schrijvers zijn niet snel geneigd zich kwetsbaar op te stellen ten gunste van andere schrijvers. Waarom deden zij dat? Om zich als literaire groep te presenteren? Literaire standpunten zijn door hen nooit nadrukkelijk ingenomen, er is geen poëtica geformuleerd en uitgedragen. Het lijkt eerder een kwestie van vriendschap. Ze trokken er wel de aandacht mee en met succes: ze schrijven samen columns en interviewen elkaar voor bladen als Blvd. En dat terwijl hun productie eigenlijk nogal mager is: naast Liever gekust van Weverling is alleen van Saskia Profijt de debuutroman Braaf meisje verschenen. Aukelien Weverling had het zonder die steun ook wel gered. Wellicht met iets minder aandacht, maar Liever gekust is over het algemeen vrij positief besproken. Liever gekust is in wezen een monoloog van de hoofdpersoon Tonka, haar levensverhaal dat zij tijdens een kroegentocht aan steeds verschillende mensen vertelt. Droogkomisch en neurotisch. Over haar liefde voor Erik, de scheiding van haar ouders, de Bijlmerramp en een Mariaverschijning. Aukelien Weverling werkt aan haar tweede boek.
‘Ik denk dat een schrijver iemand is die een noodzaak voelt verhalen te vertellen via papier. Ik voel dat. Als ik niet schrijf dan word ik erg onverdraagzaam en intolerant. Ik heb het nodig om te ventileren en kan da het beste als ik schrijf. Zolang ik die noodzaak voel en uren achter een beeldscherm ploeter om een verhaal op te schrijven, vind ik dat ik mezelf schrijver mag noemen. Ik vond het reuze spannend om te horen wat anderen van mijn boek vonden. De eerste recensie in HP/
De tijd heb ik geloof ik wel twintig keer gelezen. Toen mijn debuut verscheen was alles zo hectisch en begreep ik zo weinig van wat er allemaal om me heen gebeurde dat ik zowel de goede als de nare reacties langs me heen heb laten gaan. Wel las ik een keer een recensie van iemand die duidelijk het boek niet had uitgelezen, dat vond ik flauw. Waar de kritieken me in beënvloed hebben is dat ik het boekenwereldje iets beter begrijp. Het is een complex spinnenweb waar ik heel erg veel plezier uit put, maar soms maakt het me ook wel een beetje bang, iedereen lijkt iedereen te kennen en alles te lezen. Als ik dan achter mijn computer zit, denk ik: o jee, wat als ik straks verguisd word? Daar moet ik maar niet te veel aan denken. Ik kan niet meer doen dan mijn best.
Liever gekust heb ik bij Meulenhoff ingediend toen het nagenoeg af was. Bij dit
tweede boek heb ik in Annette Portegies iemand die vertrouwen in me stelt. Die me zegt dat ik niet moet wanhopen, want dat het goed komt. Prachtig is dat ik haar geloof als ze dit soort dingen zegt. Anders dan bij het eerste boek ga ik nu eens in de zoveel tijd bij haar langs en hoor ik van haar wat zij ervan vindt. Na mijn debuut heb ik veel gesproken met andere schrijvers en journalisten, met uitgevers en critici en iedereen heeft wel een visie op litseratuur en hoe mijn boek daarbinnen past of niet past. Ik ervaar deze gesprekken altijd als erg verwarrend. Ik wilde dat ik een verhaal kon schrijven dat iedereen prettig vindt om te lezen, maar dat is onmogelijk. Ik ben pas laatst tot de conclusie gekomen dat het me geen goed doet constant met allerlei andere mensen te praten over mijn nieuwe boek. Ik raak onzeker van andermans visie en als ik aan mezelf twijfel, kan ik niet schrijven. Ik ben met dit tweede boek begonnen tijdens de correctierondes van Liever gekust. Ik hoop dat mijn boek mei 2004 verschijnt, maar dat kan ook juni worden, juli, augustus, september, oktober, november...
and so on... and so on... Het gaat pas naar de drukker als het goed is. Of tenminste, als mijn uitgever en ik het goed vinden. Het boek gaat over liefde en teleurstelling, over wanhoop en wraak. Een titel heb ik nog niet, die geef ik altijd pas op het laatst. Ik praat nu niet meer met mensen over mijn schrijven. Dit neemt voor mij druk van de ketel. Als niemand een verwachting heeft, hoef ik nergens aan te voldoen. Verder probeer ik mezelf niet onder druk te zetten. Ik kan erg streng zijn voor mezelf. Dan loop ik mompelend door mijn huis: “Dit is niet goed, Weverding, zet je tanden er nou eens in.” Of: “Weverlief, waarom werkje niet door?” Ik moet leren rust te nemen en mezelf niet constant tot het randje te brengen. Een terugkerend probleem is dat ik zoveel dingen leuk vind en daardoor te veel hooi op mijn vork neem. Anders
dan bij
Liever gekust werk ik nu veel geconcentreerder. Ik zit elke dag een paar uur te schrijven. Voordat ik debuteerde was mijn leven anders ingericht en had ik noch de tijd noch het geld om op deze manier aan een boek te werken. Ik studeerde journalistiek aan de Hogeschool Utrecht en betaalde de huur door drie dagen per week in de catering te werken. Nadat ik debuteerde ben ik afgestudeerd en heb ik een hoop kansen gekregen. Variërend van optredens tijdens Crossing Border en De Nachten tot het schrijven van korte verhalen of het geven van workshops. Nu schrijf ik samen met Karin Giphart een column in
Schrijven, ben ik maandelijks columniste van
Starstyle en publiceer ik wekelijks columns in de Belgische
Flair. Hiermee kan ik mezelf onderhouden en heb ik vee tijd om te schrijven. Toch vormt het schrijven van mijn tweede boek de hoofdmoot. De rest moet dat financieel mogelijk te maken.’
Mijn absolute dieptepunt was toen ik bij de Albert Heijn-reclame weende: waarom wil er niemand op dit kleintje letten?
(uit: liever gekust, 2002)
cor vos