Literatuur. Jaargang 20
(2003)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
Veldeke in Maastricht22 ‘Hij hadde Sinte Servaes verkoren te patrone ende te heren’, lezen we op de sokkel van het bronzen standbeeld uit 1934 dat de herinnering aan Veldekes band met Maastricht levend moet houden. Zoals wel vaker gebeurt hebben de ontwerpers met dit citaat (uit Veldekes Leven van Sint Servaas) een beetje vals gespeeld. Onze eerste dichter had het hier niet over zichzelf, maar over keizer Hendrik III (regeerde 1039-1056), van wie we ook uit andere bronnen weten dat hij een grote verering voorde Maastrichtse bisschop koesterde. Veldeke schreef zijn Servaas tussen 1170 en 1183 in opdracht van gravin Agnes van Loon en van Hessel, koster van de Sint-Servaaskerk. In dat werk zingt hij uitvoerig de lof van Maastricht: hoe de stad gelegen is
In eynen dall scoen ende liecht,
Effen ende wael ghedaen
Daer twee water tsamen gaen,
Eyn groot ende eyn cleyne,
Claer, schoen ende reyne.
Dats die Jeker ende die Mase.
De omgeving, zo gaat Veldeke voort, is zeer geschikt voor veeteelt en akkerbouw en heeft goede waterwegen. Ook is er veel wild en vis. En bovendien ligt de stad op een kruispunt van wegen waarvan de ene over Tongeren en Keulen van Engeland naar Hongarije, de andere van Saksen naar Frankrijk voert, terwijl schepen tot in Denemarken en Noorwegen kunnen varen. Kortom:
Die weghe versamenen sich all dae.
Des (Daarom) is die stadt daer nae
Gheheiten Traiectum.
Waarmee meteen de etymologie van Maastricht (de Romeinse benaming Mosae Traiectum ‘doorwaadbare plaats in de Maas’) gegeven is. Ook vandaag doet Maastricht - op het kruispunt van Nederland, België en Duitsland; op het raakvlak van Romania en Germania; in het hart van de Euregio; als stad waarvan de naam aan een beroemd Europees verdrag verbonden is - Veldekes beschrijving als de plaats ‘waar alle wegen samenkomen’ alle eer aan. En geldt dat ook niet voor Veldeke zelf? Als schrijver van de Servaas maakte hij een Latijns heiligenleven toegankelijk voor leken. Met zijn alleen in het Hoogduits overgeleverde bewerkingvan de Franse Roman d'Eneas legde hij de grondslag van de hoofse letterkunde bij onze oosterburen. En als dichter
Eindpunt Pieterpad. Foto: Wim van der Ende
van hoofse minneversjes in de stijl van de troubadours en de trouvères importeerde hij de zuiderse speelsheid en frivoliteit, die onze letterkunde zo vaak ontbeert. Gelukkig hebben de ontwerpers van het Maastrichtse beeld, aan de andere kant van de sokkel, ook dit laatste aspect van Veldekes dichterschap niet vergeten:
De blitscap sonder rouwe het
Bit (met) eren, he es rike.
Dat herte da di rouwe in stet
Dat levet jamerlike.
| |
Wolkers in de Sint-Pietersberg23 Op de Sint-Pietersberg eindigt het Pieterpad. Maar het bijzonderste van deze berg die buiten Nederland die benaming nooit zou krijgen, bevindt zich in haar binnenste: de onmetelijke gangenstelsels die zijn uitgehakt in de mergel. En
Sint-Pietersberg. Foto: Wim van der Ende
de beelden die Jan Wolkers er uithakte. Of zou deze passage uit Turks fruit louter aan Wolkers' fantasie zijn ontsproten? Ik studeerde beeldhouwkunst in Amsterdam. Op de Rijksakademie. Met de hoogste klassen gingen we in de wintermaanden op uitnodiging van de gemeente Valkenburg reliëfs hakken in de grotten van de Sint-Pietersberg. Meer dan levensgrote religieuze voorstellingen waarvan burgemeester en wethouders verwachtten dat ze het toerisme zouden bevorderen. Ik was bezig met een opwekking van Lazarus. Maar ik had er niet veel zin meer in omdat ik de kop van Christus verpest had. Er had een versteend zeeëgeltje in gezeten en om dat er gaaf uit te krijgen had ik te veel mergel weggehakt. |
|