Nescio in Elten
14 De grootmeester van de korte baan, zo kun je Nescio wel noemen. Een paar korte novellen, stuk voor stuk klassiekers, hebben de roem gevestigd van een schrijver die vaak helemaal geen schrijver wilde zijn - over hem wordt verteld: ‘Waarom schrijf je niet weer eens iets? Nescio: - Hoef ik dan? Ik ben gepensioneerd.’ Hij ging door het leven als J.H.F. Grönloh, directeur en later advi-
seur van de Holland-Bombay Trading Company. In zijn vrije tijd trok hij erop uit en was hij een scherp waarnemer van het landschap en de natuur; gedurende de tien jaar van 1946 tot 1955 noteerde hij zijn observaties, soms droog als een boekhouder, vaak ook lyrisch als een dichter. Zijn postuum uitgegeven
Natuurdagboek beschrijft tientallen plaatsen langs het Pieterpad. Elten, in de jaren na de oorlog als genoegdoening bij Nederland gevoegd, was een van die plaatsen. Grönloh (of was het Nescio zo gauw hij schreef?) registreerde de langzame vernederlandsing van het plaatsje en genoot van de omgeving.
Hotelletje Waning als verleden jaar, zelfde kamer. Wat geslapen en na vieren de berg op gewandeld en boven thee gedronken en op den Rijn gekeken. Hüthum, Rindern, de Schwaneturm heeft weer een spits, oliefabriek. Daarna op zij van het ‘Kurhaus’ gekeken naar 's Heerenberg en Duitschland in, geheel geel van de bloemen tot den horizon, met overal struiken en boomen. Voor den eten voor het hotel gezeten en naar de zonneëffectjes gekeken.
's Avonds om 8 uur met een auto naar Lobith, Tolkamer (net een stadje maar nix moois), Spijck en nog iets verder. Enorme Rijn. Langs de voormalige grensweg (rechts ergens een vroolijk voorheen Duitsch café, tegen de grens aan). Schitterende zonsondergang links. Over de Wildt naar den grooten weg, mochten te voet even door den slagboom en over 't bruggetje tot de grenspaal, net over het bruggetje. Wildt hier breed met nog wat avondkleur. Zomeravond en vogels. Om 9 uur in Elten terug en nog drie kwartier op het pleintje gezeten. De lichtgrijze hooge hoed van Schubert. Exceptionele dag.
De Waalbrug bij Nijmegen, van waaraf Japi (De uitvreter) de dood tegemoet sprong, is hooguit bij helder weer in de verte te zien.