Literatuur. Jaargang 20
(2003)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
Brouwers in Exel11 Het is niet meer dan een gehucht, maar voor literatuurliefhebbers een bedevaartsoord. Mits men ‘into Brouwers’ is natuurlijk. We kennen Exel (gemeente Lochem) van zijn ‘Exelse testamenten’, maar de plaatsnaam staat ook als plaats van verzending boven de magistrale brieven in Kroniek van een karakter (1987, 2 dln). Hier woonde Brouwers in huize Louwhoek, van 1976 tot in 1991. Het waren vruchtbare jaren. In het landelijke Exel werd een belangrijk deel van Brouwers' oeuvre geschreven: Zonsopgangen boven zee, De laatste deur, Het Verzonkene, het polemische De Nieuwe Revisor en de brieven uit Kroniek. In die brieven is er, anders dan in de romans, veel aandacht voor alles-wat-groeit-en-bloeit. Brouwers liefhebbert in de tuin, en heeft nogal wat te stellen met allerhande ongedierte. ‘Wij kregen te kampen met een: slakkenplaag’, zo schrijft hij op 7 augustus 1985 in een brief aan Cherry Duyns. Vingergrote, worstdikke, naakte, zwarte slakken bevonden zich en ‘bewogen’ zich op uiterst mysterieuze wijze (ze ‘bewegen’ zogenaamd niet) vanaf zeker moment rondom ons huis: honderden, misschien wel duizenden. Je kon geen stap zetten of je zag er wel twintig. Je kon geen stap zetten of je trapte er wel een of twee tot moes. Zolang dit geteisem buiten bleef, gedroegen wij ons tolerant. Maar op zekere ochtend werd ik wakker met zo'n slak vlak voor mijn oog op mijn kussen. Andere slakken waren bezig tepen mijn bedpoot en -schoeiing op te klimmen. Een had zich in mijn instapschoen gevestigd en deze stoorde ik dus toen ik mijn blote voet in dit schoeisel stootte. Slakken bloeden door een afscheiding van wittig, rullig, kroketvulling-achtig, traag uit hun lijf stulpend vocht. Dank u. Dat zat toen aan mijn grote teen. Onderzoek. Bleek: de buitenmuren van ons huis waren behangen met deze slakken, - de wezens leken door de muren heen naar binnen te schuiven. Met een elan, vergelijkbaar met dat waarmee hij in deze periode ook zowel het Rasterproza als de ‘jongetjesschrijvers’ te lijf ging, werd de strijd met de slakken aangebonden. Een rigoureus slakkenverdelgingsmiddel bood soelaas. Helaas maar tijdelijk. | |
Staring in Vorden12 Een natuurmens, geboren in een van de mooiste streken van Nederland. Dat moet wel tot poëzie leiden. Met regels als ‘Ik ben uit Geldersch bloed - Oprecht is mijn gemoed’ maakte A.C.W. Staring (1767-1840) zich tot een geliefde Gelderse dichter. Hij was geboren in Gendringen, en woonde later op het landgoed De Wildenborch, bij Vorden, dat gelukkig de tand des tijds heeft doorstaan en nog altijd door een Staring wordt bewoond. A.C.W. Staring was behalve dichter ook natuurwetenschapper, wat je in zijn gedichten terug kunt vinden. Nu was het in zijn tijd een topos om over de natuur te dichten, maar Staring had oog voor technische details. Hij zag er zelfs geen been in om een gedicht te schrijven over bijvoorbeeld ‘Het stoomtuig’, of het ‘Stoomrijtuig’. Ook dichtte hij een loflied op de zogenaamde uitvinder van de boekdrukkunst, Lourens Janszoon Koster. Een wandeling langs De Wildenborch kan het best gepaard gaan met een van zijn beroemdste gedichten, het ‘Oogstlied’, dat gezien het marstempo ook een uitstekend wandellied is. We beperken ons tot de eerste en de laatste strofe:
Sikkels klinken;
sikkels blinken;
Ruischend valt het graan.
Zie de bindster gaâren!
Zie, in lange scharen,
Garf bij garven staan!
[...]
Slaat uwe oogen
Naar den hoogen:
Alles kwam van daar!
Zachte regen daalde,
Vriendlijk zonlicht straalde
Mild op halm en aar.
vervolg op pagina 45 |
|