‘Alexis’ uit: 45 pentekeningen door J. Buijs voor Hièronymus van Alphens Proeve van Kleine Gedigten voor Kinderen (Amsterdam, 1778-1781). Collectie Letterkundig Museum
ze (in overleg met de dichter) voor eigen rekening maken. De koper kon ze dan zelf bij de ‘kale’ tekst laten inbinden, iets wat in die tijd wel vaker gebeurde. De keuze van Van Alphen en Allart viel hiervoor op de kunstschilder Jacobus Buijs (1724-1801), een van de veelbelovendste jonge boekillustratoren in de tweede helft van de achttiende eeuw. Hij zou later ook de ontwerpen tekenen voor de verluchting van spraakmakende romans als Wolff en Dekens
Sara Burgerhart en Feiths
Julia, nadat hij eerder al naam had gemaakt met zijn ontwerpillustraties voor de Nederlandse editie van Gellerts
Fabelen en Vertelsels (1772-1774).
Buijs' gewassen pentekeningen bij van Alphens kindergedichten zijn voor deze eerste twee bundels in koper gegraveerd door Jan Punt en Noach van der Meer jr. Het voordeel is dat door het wassen schaduwen duidelijker aangebracht kunnen worden, zodat de graveur de bedoeling van de tekenaar beter in de prent kan overbrengen.
Deze pentekeningen, die nauw aansluiten bij de voor die tijd korte en pittige tekst, geven een aardig beeld van de interieurs, tuinaanleg en kleding van de gegoede burgerij uit de laatste kwart van de achttiende eeuw. Zo staat bijvoorbeeld de vader, gekleed in kniebroek, vest, lange jas en breed gegespte schoenen en buitenshuis ook nog met hoed op staartpruik, model voor de oudste jongen. Ook de meisjes laat Buijs in hun uiterlijke verschijning graag zien als een verkleind evenbeeld van hun moeders, met hetzelfde hoog opgestoken haar en lange jurken. Alleen de allerjongste kinderen dragen lossere kleding en hun eigen korte haren.
De tuinaanleg weerspiegelt eveneens de smaak van de welgestelde bourgeoisie: parken met hoge geschoren heggen, tuinbeelden en vazen. Jacobus Buijs geeft dit alles helder en gedetailleerd weer. De figuren zijn plastisch vormgegeven en vooral de kinderen bezitten een natuurlijke beweeglijkheid en dynamiek. Alexis (in het gelijknamige gedicht) kan bijvoorbeeld heel lief zijn voor zijn zusje, maar zo gauw zij vraagt of ze een speelgoedje van hem mag gebruiken, wordt hij nijdig en afwerend. Dat verbeeldt Buijs duidelijk in beider houding, gebaren en mimiek.
Van Alphens kindergedichten onderscheiden zich niet alleen naar vorm maar ook naar inhoud van alles wat vóór die tijd in Nederland geschreven werd. De kinderen die hier aan het woord komen lijken geen ander doel te hebben dan zich vlijtig en oppassend te gedragen. En dat niet met frisse tegenzin maar in alle blijmoedigheid, want zo alleen zullen ze het hoogste geluk van de verlichte burger verwerven: dankbaarheid, tevredenheid en vrolijkheid.
Dat wil niet zeggen dat dit ideaal altijd even gemakkelijk bereikt wordt. In het gedicht ‘De Kinderliefde’, dat opent met: ‘Mijn vader is mijn beste vriend’, bekent het jongetje: ‘Ik ben ook somtijds wel eens stout,/ Maar als mijn ondeugd mij berouwt,/ Dan wordt zijn vaderhart bewogen’. Door gezichtsuitdrukking en handgebaar geeft Jacobus Buijs in de illustratie bij dit