Het tweede boek
Mirjam Rotenstreich
Wat betekent het voor een schrijver om na alle belevenissen rondom de eersteling te werken aan de opvolger? Deze keer de overwegingen van Mirjam Rotenstreich (1959).
Mirjam Rotenstreich, neerlandica, debuteerde vorig jaar met de roman Salieristraat no 100. Eerder stelde ze de verhalenbundels Macho's & Prinsessen (1996) en Nooit op zondag (1996) samen en publiceerde ze het essay ‘Over den titel dienen wij ons geen zorgen te maken. Het slot van De Avonden in het licht van Tolstoi’ (1997). Met Lisa Kuitert verzorgde ze het literaire fotoalbum De gevoelige plaat (1995) en Hella Haases oerboek Een netwerk van relaties (2002); eerste boek van de Oerboekenreeks, waarin nooit uitgegeven teksten worden ontsloten die de basis vormen voor het latere werk van de schrijver. Het idee hiervoor kwam van Mirjam Rotenstreich zelf, die initiator was van het Oerboeknummer van wijlen literair tijdschrift Maatstaf, waarvan ze drie jaar redacteur is geweest. Mirjam Rotenstreichs officiële literaire debuut is haar bijdrage aan de verhalenbundel De olifant & het joodse probleem die Jessica Durlacher in 1994 samenstelde, met bijdragen over het joodse verleden of over de betekenis daarvan voor het werk. Over joods verleden gaat in feite ook haar eerste literaire roman: een jonge zwangere vrouw en haar schrijvende echtgenoot worden opgeschrikt door de duistere voodoopraktijk van hun onderbuurman en doen een reeks lugubere ontdekkingen, waardoor de vrouw onverwacht wordt teruggeworpen op haar diep weggestopte joodse familiegeschiedenis. Op de achterflap staat vermeld dat Mirjam Rotenstreich in Amsterdam woont met schrijver A.F.Th. van der Heijden en hun zoon Tonio, wat voor een deel misschien de heftige kritiek op het boek verklaart: Salieristraat no 100 werd door een aantal recensenten niet bepaald zachtzinnig aangepakt.
‘Het ene moment wil je niks van je joods-zijn weten, dan weer raak je in een soort hysterische joodse kramp en vervolgens stort je je in een depressie vanwege een joodse stem. Wat wil je nou eigenlijl?’
‘Ik wil graag in vrijheid aan mijn tweede boek werken en dat betekent dat ik er met niemand over praat. Dat was bij mijn eerste boek ook al het geval. Ik heb toen een voorpublicatie in
Maatstaf gehad, maar verder had ik het er niet over. Pas toen het in ruwe vorm af was, kreeg mijn redacteur het te lezen en met haar ben ik vervolgens aan de slag gegaan om de puntjes op de i te zetten. Toen mijn debuut was verschenen, heeft het enkele maanden geduurd voor ik aan iets nieuws kon beginnen. Ik moest die periode op de een of andere manier afsluiten. Wat
de kritieken betreft was ik natuurlijk we op het een en ander voorbereid als ‘de vrouw van’. Het vervelende is alleen dat je ook nog eens te maken krijgt met allerlei frustraties van de recensenten persoonlijk. Kijk, ik kan er niets aan doen dat Max Pam niet of half of half-om, of hoe je het ook wilt formuleren, joods is, of zou willen zijn en dan verblind door ergernis daarover niet goed leest wat ik in dat opzicht te melden heb. Het hele idee over de doodsangst- en daarmee bedoel ik niet de angst om dood te gaan maar de angst van de hoofdpersoon om niets te zullen voelen als een van haar ouders sterft- heeft hij bijvoorbeeld niet begrepen. Jammer, maar het zij zo. Kwalijker vind ik het als je ex-redacteur, die zelf gedesillusioneerd bij een uitgeverij is weggegaan, maar met wie je, dacht je, een goed contact had,jouw boek gaat bespreken en dan allerlei verdachtmakingen over je denkt te mogen uitstorten. Dat je boek niet uitgegeven zou zijn als je een onbekende dame uit de Achterhoek zou zijn geweest. Je kunt je afvragen waar deze meneer, Tomas Vanheste, geweest zou zijn als hij een onbeduidend mannetje uit de Achterhoek was, in plaats van een zoon van de beroemde literatuurwetenschapper uit Nijmegen. Kruiwagens zijn niet altijd om mest te vervoeren.
Ik ben voor mijn tweede boek niet anders gaan schrijven vanwege die kritieken, ik ben anders gaan schrijven omdat je nu eenmaal een ontwikkeling doormaakt. Ik ben nu veel meer met de karakterontwikkeling en de vorm bezig. Dat eerste boek heb ik op een heel onbevangen manier geschreven. Ik had het hele verhaal in mijn hoofd en dat moest eruit. Bij deze roman denk ik veel meer na over wat ik nu eigenlijk wil met het boek. Als er al invloed uitgaat van de kritieken, dan is het dat ik juist ontzettend veel zin heb gekregen een volgend boek te schrijven. Om het uiterste uit mezelf te halen. Ik heb er erg veel energie door gekregen. Ik hoop over twee jaar mijn volgende boek af te hebben, al moet ik er meteen bij zeggen dat deze planning nogal uit de lucht gegrepen is. Het kan ook heel goed zijn dat het drie jaar wordt. Ze zeggen altijd dat het schrijven van een tweede boek zoveel moeilijker is dan het schrijven van een eerste boek. Bij
Mirjam Rotenstreich, foto: Chris van Houts
je eerste boek zit niemand er op te wachten en bovendien ben je je bij een tweede boek vee meer bewust van de problemen. Het klopt dat het moeilijker is, maar ik moet zeggen dat het ook leuker is, juist doordat je zoveel beter weet wat de problemen zijn. Jij alleen moet het zien te klaren, alles ligt in jouw handen. Wat mij betreft mag dat altijd zo doorgaan. In de periode dat ik niet kon schrijven omdat ik aan het ‘opladen’ was, voelde ik me ook helemaal niet zo goed - nu ik weer bezig ben, voel ik me vrolijk, licht. Maar ik verlang er ook naar dat mijn tweede boek af is. Lijkt me heerlijk. Ook prettig: de recensenten kunnen niet nog een keer gaan zeiken dat ik ‘de vrouw van’ ben.’
cor vos