een speciaal nummer aan. Het aantal daardoor meer verkochte exemplaren was nul. In Rotterdam verkoop je helaas weinig poëzie, ondanks enkele goede boekhandels, zoals v/h Van Gennep, en ondanks het jaarlijkse Poetry International Festival, ter gelegenheid waarvan we ieder jaar een bundel uitbrengen van een van de optredende dichters. Ongeveer de helft van onze verkoop gaat naar Amsterdam. Een paar boekhandels daar zijn onze grootste afnemers, die bestellen er standaard tien en bestellen dezelfde week soms nog bij. Verder hebben we een aantal trouwe afnemers van Groningen tot Maastricht, die ons complete fonds in voorraad houden.’
Na die eerste uitgaven werden de oplagen wat meer naar beneden bijgesteld. Van iets bekendere dichters drukt Wagner & Van Santen nu 650 exemplaren, van onbekendere vijfhonderd. ‘Gemiddeld verkopen we er ruim driehonderd,’ zegt Van den Dool. ‘Driehonderd raak je er altijd wel kwijt.’ Alleen heel soms lukt dat zelfs om onverklaarbare redenen niet. ‘Van Ledo Ivo, een belangrijke Braziliaanse dichter, prachtig vertaald door August Willemsen, verkochten we heel weinig. Terwijl we eerder van de eveneens in Nederland onbekende Portugese dichter Nuno Júdice, ook vertaald door Willemsen, vrij veel hadden verkocht.’
Het was liefde voor poëzie en het boek dat tot de oprichting van Wagner & Van Santen leidde. Veel had het ook te maken met de vercommercialisering die zich, volgens de uitgeverij, in dit vak steeds meer voordoet. Van den Dool: ‘Ook het uitgeverswezen is harde business geworden. Weinig lol, weinig echte liefde voor het boekenvak en de literatuur, al die afschuwelijke marketing. Het lijkt wel of het veel uitgevers niet uitmaakt of ze Toyota's verkopen of gedichtenbundels.’
Volgens Van den Dool is hun uitgeverij af en toe ook slachtoffer van het gewraakte uitgeverswezen. ‘Er was laatst een kans dat wij een goede debuutroman zouden krijgen. We dachten dat eenmaal te doen, om eens wat geld te verdienen. Een vriend van mij uit Oxford, belde op. Hij zei: probeer de rechten van deze briljante roman te krijgen, die beslist bij jullie moet verschijnen. In heel Engeland wordt er al over gespro-
Anne Sexton
ken en in veel Europese landen zijn de rechten al verkocht. We hebben het toen geprobeerd en hadden tot het laatste moment het hoogste bod. Op het moment dat het ging sluiten heeft een grote uitgeverij het bod verdrievoudigd! Zo gaat dat dus tegenwoordig.’
Met de gedichten van Czeslaw Milosz verliep het net zo. ‘De vertaler had al een selectie gemaakt. Het was bijna rond toen we bericht kregen dat alle rechten in handen waren gekomen van een collegauitgever. Hadden ze, misschien wel op de Frankfurter Buchmesse, waar wij nooit heengaan, die rechten weer verhandeld. Ja, zei de Engelse agente als excuus, ik begreep dat u een kleine academische uitgeverij bent, dus het leek mij beter deze dichter bij een grotere uitgeverij onder te brengen. Het is soms erg frustrerend als je steeds maar bezig bent prachtige poëzie uit te brengen met verlies of schamele winsten, gewoon omdat wij vinden dat die bundels er moeten komen, en de grote uitgeverijen gaan er mee vandoor wanneer het commercieel aantrekkelijk lijkt.’