Literatuur. Jaargang 20
(2003)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermdHumorDe mens lijkt misschien wel een beschaafd wezen, maar van Norbert Elias hebben we meegekregen dat dit een flinterdun laagje aangeleerd gedrag is. En zo lijkt dan misschien het auteursrecht voor ons, nu, een uitgemaakte zaak, rechtvaardig en juist, maar daar dachten respectabele burgers in de negentiende eeuw anders over. Hoezo auteursrecht? Het ontwerpen van een echte Auteurswet was destijds een heet hangijzer omdat veel mensen domweg niet geloofden in auteursrecht-op-taal: ‘auteurs zijn toch zeker allemaal plagiatoren: ze jatten uit het woordenboek!’ De redenering is in haar logica absurd, maar blijft toch hangen. Taal is van niemand in het bijzonder, maar hoe zit dat met een metafoor, met rangschikking van beelden, met thema's? Als ik morgen een roman schrijf over mijn saaie jeugd, over ouders die met Oud en Nieuw braaf een fles appel-bessenwijn openmaakten, terwijl ik mij ondertussen obsessief bezighield met de beginnende kaalheid van mijn broer, ga ik dan te ver? Volgens de Nederlandse wet is strikt genomen de vorm (de stijl, woordkeus, opeenvolging van zinnen) van een literair werk beschermd, niet de inhoud. Maar ja, vorm en inhoud zijn één, hebben we van de Tachtigers geleerd, dus zo makkelijk is het onderscheid niet te maken. De intrige van een roman is vaak niet origineel. Denk bijvoorbeeld aan zovele romans over een man die na een ongelukkig huwelijk zijn vrouw doodt, zoals in Svevo's Bekentenissen van Zeno en Emants' Een nagelaten bekentenis. En ik herinner me dat er kort geleden een spannend boek verscheen van Peter de Zwaan, Het alibi-bureau (2000) over een handige jongen die in ‘alibi's’ handelde. Het leek wel erg op H.J. Hoflands vermakelijke roman De alibicentrale, inderdaad: ook over een handige jongen die in alibi's handelde. De Zwaans boek won een Gouden Strop, en er werd in de pers over deze overeenkomst niets meer vernomen. Men spreekt van cryptomnesie als iemand een ooit gelezen en bewonderd boek onbewust verwerkt heeft in zijn eigen pennenvrucht. Zo zal het wel gegaan zijn. Cryptomnesie, plagiaat of bewerking, of hoe je het noemen wilt, komt in de literatuur zo vaak voor, dat Hans van Straten er een 143 bladzijden tellend boek over kon schrijven, propvol opmerkelijke voorbeelden, keurig gerangschikt naar verschillende varianten. Eén soort noemde hij in zijn Opmars der plagiatoren niet. Dat is de openlijke plagiaat. Komt niet vaak voor, maar inmiddels kent iedereen in Nederland er één bij naam: Tanja Grotter en de magische contrabas dat, voor het eerst in vertaling, in Nederland zou verschijnen. De auteur Dimitri Jemetz had dit boek voor de Russische markt geschreven met - hij gaf het eerlijk toe - Harry Potter en de steen der wijzen voor zijn neus. Volgens de advocaten van J.K. Rowling, de auteur van Harry Potter, is het daarom een eenvoudig geval van plagiaat, bedoeld om een graantje van het succes mee te pikken. Vergelijkbaar dus met de bizarre Chinese nep-Potters, zoals Harry Potter en de panter loopt naar de draak, Harry Potter en de kristallen vaas en Harry Potter en de gouden schildpad. Maar volgens de advocaten van Jemetz is Tanja Grotter een parodie, en dat mág. De Nederlandse rechters oordeelden dat dat niet het geval was, want het was, om kort te gaan, niet grappig genoeg voor een parodie. Nu ben ik in mijn leven één keer in Rusland geweest, en heb daar in de bioscoop, stomtoevallig, een Nederlandse film gezien: ‘Amsterdamned’ van Dick Maas. Een spannende film, met bloedstollende achtervolgingsscènes, waar een Nederlands bioscooppubliek bij zou zitten zweten. Wat deden de Russen? Ze gierden het uit van de pret - hadden nog nooit zo'n grappige comedy gezien. Vermoedelijk dachten ze dat het een parodie was. Als ik rechter was, zou ik niet durven oordelen over wat humor is, zeker niet Russische humor.
lisa kuitert |
|