| |
| |
| |
De sprong van Van Schaffelaar De schaapherder van Oltmans en de wording van een heldenverhaal
Jan van Schaffelaar sprong op 16 juli 1482 van de toren in Barneveld. Een kleine episode in de Hoekse en Kabeljauwse twisten groeide uit tot een voorbeeldige daad van vaderlandsliefde. De gebeurtenis inspireerde Jan Frederik Oltmans tot zijn historische roman De schaapherder (1838). Antheun Janse analyseert Oltmans' visie op de beroemdste sprong uit de vaderlandse geschiedenis. Een voorpublicatie uit De sprong van Jan van Schaffelaar. Oorlog en partijstrijd in de late Middeleeuwen, dat in september verschijnt in de reeks Verloren Verleden.
antheun janse
In de laatste decennia van de achttiende eeuw, toen Jan van Schaffelaar een vaderlandse held werd, bestond er in de Republiek een grote belangstelling voor ridder- en roververhalen. In Duitsland en Engeland was de historische avonturenroman een populair en veelbeoefend genre geworden en via vertalingen in het Nederlands kreeg men ook in de Republiek die smaak te pakken. De verhalen speelden bijna zonder uitzondering in de Middeleeuwen, de tijd van zuivere liefde en ongerepte zeden, van ware trouw en moed, van die merkwaardige mengeling van trots en eenvoud, wreedheid en tederheid. De populariteit van het genre werd een ware rage toen in 1824 de Nederlandse vertaling van de ridderroman Ivanhoe van Walter Scott op de markt verscheen. Binnen enkele jaren werden vrijwel alle boeken van deze auteur vertaald.
| |
Weelderige verbeelding
Ze vonden niet alleen een geestdriftig onthaal, maar inspireerden ook tot zelfstandig werk. Eén van de auteurs die zich aan het genre waagden, was Jan Frederik Oltmans (1806-1854), een welgestelde vrijgezel die zich in zijn historische stofkeuze liet inspireren door de politieke actualiteit. Als zovele Nederlanders was Oltmans zeer onder de indruk geraakt van de onzelfzuchtige heldendaad van Van Speyk, de marineofficier die in 1831 bij Antwerpen zijn schip de lucht in had laten vliegen toen zijn lading munitie in handen van de Belgische vijand dreigde te vallen. Oltmans' roman Het slot Loevestein in 1570, verschenen onder pseudoniem in 1834, moet dan ook als een soort eerbetoon aan Van Speyk beschouwd worden. In dit boek komt het verhaal voor van Herman de Ruyter, de man die zich tijdens de Tachtigjarige Oorlog met vriend en vijand opblies om te voorkomen dat hij gevangen genomen zou worden. Oltmans wijst in de roman expliciet op de parallellie met de daad van Van Speyk.
Ook in zijn tweede roman, De Schaapherder (1838), is de hoofdpersoon iemand die zichzelf de dood injaagt om een hoger doel te dienen. Dit keer is de verwijzing naar Van Speyk echter niet expliciet. Het gaat de auteur naar eigen zeggen vooral om het ‘schetsen van de geest der eeuw’, namelijk de geest van de late Middeleeuwen, de tijd van Jan van Schaffelaar. Daar-
Negentiende-eeuws schilderij van de sprong van Jan van Schaffelaar van een onbekende schilder die zich duidelijk heeft laten inspireren door De schaapherder van J.F. Oltmans. Rechts zijn de schaapherder en Frank afgebeeld. Museum Nairac, Barneveld
| |
| |
bij toont Oltmans zich een waardig navolger van Walter Scott. Zijn kracht ligt vooral in de ‘dichterlijke gloed en weelderige verbeelding’, de beschrijving van de ‘couleur locale’. De lezer wordt verplaatst in een werkelijkheid die in uitvoerige en gedetailleerde beschrijvingen van gebouwen, voorwerpen en landschappen wordt geschilderd. Ook in de gebruikte motieven wordt Scott nagevolgd.
Het centrale thema van het boek is de vijandschap tussen Jan van Schaffelaar en de gefingeerde Perrol met de Rode Hand. Jan wordt voorgesteld als een ridder in dienst van de bisschop van Utrecht, Perrol als een huurling die overgelopen is van de bisschop naar de Hoeken. Perrol koestert een diepe haat tegen Jan. Hij probeert daarom Jans verloofde te verleiden, Maria, de dochter van een wapensmid uit het Hoekse Amersfoort. Maria wijst Perrol resoluut af. In de loop van het verhaal vat zij liefde op voor een andere hoofdrolspeler, Jans knecht en vertrouweling Frank. Deze Frank was opgevoed door een mysterieuze schaapherder. Uiteindelijk blijkt Frank een bastaard van de Utrechtse bisschop te zijn, verwekt bij de dochter van de schaapherder. De schaapherder, die steeds onverwachts verschijnt en een voorspellende geest bezit, is een personage die het hele verhaal door de ‘draden van de handeling’ in handen blijft houden. Ook daarin toont Oltmans zich een leerling van Scott.
Voor de ‘couleur locale’ van De schaapherder heeft Oltmans dankbaar gebruik gemaakt van de Utrechtse kroniek (de oudste bron, uit 1483 daterend, waarin over de sprong wordt verhaald). Regelmatig geeft hij een korte historische situatieschets. Enkele gebeurtenissen worden breed uitgemeten. Vooral de strijd rond Eemnes in december 1481 krijgt veel aandacht. De beschrijving daarvan geldt nog steeds als een van de kleurrijkste schilderingen van de middeleeuwse oorlogvoering in de Nederlanden. Dat wil echter niet zeggen dat de roman een historisch betrouwbaar beeld schetst. Oltmans maakt zich, opnieuw in het spoor van Walter Scott, schuldig aan een romantische vertekening, die vooral blijkt uit de stereotiepe tekening van de hoofdpersonen.
J.W. Kaiser (1813-1900), Jan van Schaffelaar, Atlas van Stolk, Rotterdam
| |
De huurling en de ridder
Jan van Schaffelaar is lang, breedgeschouderd, welgevormd, ernstig en vertrouwenwekkend. Hij is een edelman, die tegelijk respectvol optreedt tegen zijn aanstaande schoonouders, eenvoudige burgers. Hij gedraagt zich tegenover zijn verloofde rustig, trouw en beheerst. Maria is uitzonderlijk mooi en bijzonder schroomvallig, zoals het in romantische verhalen hoort. Dat zij geen edelvrouw maar een burgermeisje is, kunnen we beschouwen als een typisch Nederlands trekje in deze scottiaanse roman. Perrol is de incarnatie van al wat slecht is. Hij was op het eerste gezicht een aantrekkelijke verschijning, maar hij slaagde er niet in de lage driften in hem te beheersen, zoals op bepaalde momenten nadrukkelijk bleek:
Wanneer de toorn in hem opwelde, dan was zijn gelaat zoo afschuwelijk, zoo vreesselijk, dan (...) zag men Perrol met de Roode hand in zijn ware gedaante, dan was elk zijner woorden eene akelige Godslastering, elk zijner daden eene gruwelijke misdaad.
Perrol en Van Schaffelaar zijn vertegenwoordigers van twee tegengestelde typen: de huurling en de ridder. In het gedrag van Jan van Schaffelaar komen we alle kenmerken van het romantische ridderideaal tegen. Jan is niet alleen moedig en sterk, bijna onoverwinnelijk in de strijd, maar ook zeer hoffelijk, beheerst, trouw, eerlijk en nobel. In een tweegevecht verslaat hij Perrol, maar hij doodt hem niet. Perrol daarentegen is de incarnatie van het kwaad. Hij is een overloper, die met zijn leger van niets en niemand ontziende huurlingen nu eens deze, dan weer die diende. Oltmans laat Van Schaffelaar een lange tirade houden tegen dit soort mensen:
Maar er zijn menschen - zijn zij het? zij hebben er ten minste de gedaante van - die nu den eenen heer, dan den anderen, nu deze, dan gene zaak voorstaan, altijd rooven, moorden, zwelgen en bloed storten, meer dan noodig is, meer dan men verlangt; waarom? Omdat zij leven in het bloed; zij plassen er met genoegen in; het is hun element; het woord vrede is hun onbekend, het woord verdrag, daarmee spotten zij (...) Die ondieren, die geen onderscheid kennen tusschen de maagden des Heeren, en de ongelukkige wezens die hen vervolgen met haar liefkozingen; die de dochter onteeren in de armen der moeder, en de vrouw onder het oog van den man; die halve duivels, wier eenige lust zwelgerij en ontucht is (...)
Perrol is iemand die laaghartige methoden hanteert, die tegenstanders in een ongelijk duel doodt, die zwelgt in wreedheid en onkuisheid, die onnodig bloed vergiet, geen enkele consideratie heeft met gewone boeren en burgers en die zelfs in het contact met edelen niet te vertrouwen is.
De tegenstelling met de hoofs-ridderlijke Jan van Schaffelaar komt tot een dramatisch hoogtepunt tijdens het beleg van de toren van Barneveld. Als Van Schaffelaar en zijn mannen in Barneveld overnachten, worden zij verraderlijk overvallen door Perrol en diens Zwarte bende. Van Schaffelaar kan zich met zijn mannen nog verschansen in de kerk. Zij trekken zich terug op de toren, waar zij door Perrol worden uitgerookt. De situatie is onhoudbaar en Van Schaffelaar, gekleed in een blank harnas en met een witte vederdos op het hoofd, begint te onderhandelen. Hij stelt voor een tweekamp te houden in Utrecht, waar hij zal verschijnen op zijn erewoord
| |
| |
Titelpagina van deel 1 van J.F. Oltmans, De schaapherder (1838), gepubliceerd onder pseudoniem J. van den Hage, Universiteitsbibliotheek Utrecht
als edelman. Perrol, vol van satanische wraakgevoelens en lelijk van haat, slaat het aanbod af. Hij wil Van Schaffelaar een vernederende dood doen sterven. Zelfs als Jan aanbiedt zich over te geven, in ruil voor een vrijgeleide voor zijn vrienden, gaat Perrol daar niet op in. Hij gunt Jan geen heldendood. In plaats daarvan probeert hij diens vrienden op de toren ertoe te bewegen hem naar beneden te gooien in ruil voor hun leven. Aan deze smadelijke dood willen de vrienden echter niet meewerken. Zij vechten zich liever dood. De stemming boven op de toren is ernstig. Men beseft dat het einde nadert. Vooral Frank, Jans vertrouweling en vriend, toont zich neerslachtig. Dan neemt Jan zelf resoluut een besluit. Hij klimt de trap op naar de bovenste omgang van de toren.
Zijn ruiters zagen elkander aan; maar Frank hield alleen het oog naar boven gewend; hij zag den aanvoerder op den omgang komen, en naar de voorste zijde van den toren gaan; hij zag hoe hij het schild, dat aan een riem hing, losmaakte, met de hand over de kleuren van het wapen streek en het voorts om den hals hing. Toen zag zijn vriend naar hem en knikte hem vriendelijk toe. Frank schepte weer adem; maar daar richtte Van Schaffelaar zich op; zijn oog was vol edele geestdrift, terwijl het over zijn ruiters ging; zijn stem was aangedaan, maar vol vuur: hij riep: ‘Mannen, ik wil u in geen last brengen, ik moet toch eenmaal sterven!’ en wenkte hun zijn laatste vaarwel toe.
‘O God, Van Schaffelaar!’ gilde Frank, en snelde naar boven; de ruiters volgden hem, zoo machteloos als zij waren; doch zij konden geen woord uitbrengen. Toen Frank bijna boven aan de trap was, zag hij hoe zijn vriend op de borstwering van den omgang stond. De zon deed die gladde wapenrusting schitteren; de witte vederbos werd door den wind licht bewogen, en het wapenschild hing op zijn rug. Het hoofd fier opgeheven stond hij daar, als een metalen standbeeld van den edelsten vorm; toen zette hij de handen in de zijden, en riep luid en vol moed: ‘Hier hebt gij Jan van Schaffelaar!’ - en sprong van den toren...
De vrienden blijven verslagen achter op de toren. Beneden ontstaat een worsteling tussen Perrol en Jan van Schaffelaar, die wel zwaargewond, maar niet dood is. Jan weet Perrol een wond toe te brengen, maar moet in deze ongelijke strijd toch het onderspit delven. De huurling wint het gevecht, maar de morele overwinnaar is uiteraard de ridder, wiens liefde voor zijn vrienden tot het uiterste ging.
| |
Held van vaderlandse bodem
Behalve de idealisering van de middeleeuwse ridder bevat De schaapherder nog tal van andere romantische motieven. Frank, Van Schaffelaars vriend, is een bleke, melancholieke jongeling. De tragische liefde is overvloedig aanwezig: een bij vlagen waanzinnige jonkvrouw Ada bekent haar liefde aan Frank, ook Maria wordt ondanks zichzelf verliefd op Frank, maar juist als hun relatie kansrijk lijkt te zijn, verstoort de bisschop de romance. De heks van de Hunnenberg en de schaapherder zelf staan garant voor het mysterieuze element dat in romantische avonturenromans een vaste plaats heeft.
In De Schaapherder herkennen we ook weer het ‘vaderlandse’ motief, de trots op helden van eigen bodem. Heel duidelijk komt dat uit in een passage naar aanleiding van het harnas van Jan van Schaffelaar, dat bij zijn val gedeukt raakte. De auteur grijpt dit aan om een kritische beschouwing te geven over de Nederlandse omgang met het erfgoed van de vaderlandse helden:
De lezer, die het geduld heeft, om tot hiertoe dit verhaal te lezen, geloove niet, dat Jan von Schaffelaar geen voornaam krijgsman, of meester Wouter geen kundig wapensmid was, omdat het harnas, dat de laatste vervaardigde, en de eerste eenmaal droeg, niet bewaard is gebleven, want onze voorouders waren even zorgeloos als wij met de wapenrustingen van hun helden, om niet meer te zeggen, en wij hebben geen museum van wapenen. Wat nog bestaat van hun wapendos, waarin zoovelen voor hun vaderland stierven, wat niet bij het pond verkocht is of door onachtzaamheid verloren is gegaan, verroest hier of daar op de zolders van een stadsgebouw. Het is waar, een paar harnassen zijn aan deze algemeene verdelging ontkomen; maar zij kunnen het verlangen van den hoogachter van alles, wat het voorgeslacht betreft, niet voldoen; doch er zijn er weinig meer dan twee: het is alsof zij
| |
| |
gedoemd zijn, om in het voorvertrek hun opwachting te maken bij de uitheemsche zeldzaamheden. Men heeft ze een plaats gegund; zij kostten ook niet veel, zij waren voor het nemen; kon men minder doen, terwijl men duizenden gaf voor het kostbare poppengoed? Het is waar, de tronie van een mandarijn of van een anderen afgod is lachwekkender dan die oude wapenen; het verguldsel, de zijde en het keurige vernis zijn bevalliger om te zien dan die half verroeste en stroeven wapenrustingen; toch zie ik ze liever.
Ook in De schaapherder vinden we dus weer die oproep het eigen verleden te waarderen naast alles wat het buitenland te bieden had. Jan van Schaffelaar was een held, wat meer was, een held van vaderlandse bodem. En die dient men in ere te houden. Oltmans' Schaapherder heeft in belangrijke mate bijgedragen tot de blijvende waardering voor de held uit de Utrechtse oorlog. Bij de dood van de auteur in 1852 werd zijn Schaapherder genoemd als zijn beste boek en zelfs als de beste historische avonturenroman van de eeuw. Het boek gaf Jan van Schaffelaar een vaste plaats in de vaderlandse heldengalerij. Zijn naam en heldendaad kregen ‘nationale’ bekendheid in brede lagen van de bevolking.
bovenstaande tekst is afkomstig uit hoofdstuk 5: ‘een vaderlandse held' van antheun janse, de sprong van jan van schaffelaar. oorlog en partijstrijd in de late middeleeuwen, in september te verschijnen bij uitgeverij verloren te hilversum. het is deel 21 in de reeks verloren verleden, een initiatief van de historica els kloek. de reeks bestaat uit kleine, rijk geïllustreerde boekjes waarin spraakmakende gebeurtenissen uit de vaderlandse geschiedenis worden beschreven. eerdere boekjes gingen over bijvoorbeeld ‘een huishouden van jan steen’, ‘praten als brugman’, ‘de hongerwinter’, ‘754: bonifatius bij dokkum vermoord’ en ‘1600: slag bij nieuwpoort’. tegelijk met de sprong...verschijnt een deel over het kinderwetje van van houten, geschreven door willemien schenkeveld. museum nairac in barneveld heeft een afdeling gewijd aan jan van schaffelaar.
|
|