Gemaskerde schrijvers
Versleutelde namen, maskerade, gesluierde teksten, goedaardige schizofrenie. Pseudoniemgebruik wordt op vele manieren benoemd, leidt keer op keer tot speurtochten en drijfjachten en is in ontelbaar vele naslagwerken geïnventariseerd. Zelden is het echter onderwerp van studie en beschouwing. Zelfs de voorwoorden van pseudoniemenwoordenboeken blijven vaak steken in de vermelding van rariteiten en vernuftige vondsten. Toch valt er wel degelijk iets te zeggen over het gebruik van pseudoniemen dat de anekdotiek overstijgt, zowel door onderzoekers als door pseudoniemendragers zelf. Een goed voorbeeld van dat laatste is Sterker dan de waarheid, waarin Arnon Grunberg een boekje opendoet over zijn alter ego Marek van der Jagt. De jacht op Van der Jagt was de voorbije jaren de meest spectaculaire, maar zeker niet enige zoektocht naar de mens achter de schuilnaam. Het geval Anton Ent / Marieke Jonkman is zeker zo illustratief en toont meteen, zo blijkt uit een bijdrage aan dit dossier, dat er aan zo'n zoektocht meer aspecten zitten dan alleen maar de banale nieuwsgierigheid naar de mens achter de schrijver.
Schrijvers hebben de meest diverse motieven voor het gebruik van een andere naam dan die waarmee ze geboren zijn (en datzelfde geldt vanzelfsprekend voor ieder ander die zich van een pseudoniem bedient). De noodzaak als mens verborgen te moeten blijven is een zeer evidente reden; de psychische noodzaak om meer dan één personage te creëren voor de stemmen die men in zich voelt, is niet minder dwingend. In de Nederlandse literatuur zijn daarvan voorbeelden aanwijsbaar, maar het meest uitgesproken speelde dit toch voor Fernando Pessoa, de Portugese schrijver die meer dan twintig schrijversgestalten aannam gedurende zijn leven. Omdat Pessoa door de prachtige Nederlandse vertalingen die er vooral door August Willemsen van zijn werk zijn gemaakt in feite deel is gaan uitmaken van onze letterkunde, hebben we ook hem een plaats toebedeeld in dit dossier.