Literatuur. Jaargang 20
(2003)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermdDe markt voor poëzieEr wordt om dichters gevochten. Uitgeverij Prometheus lanceert volgend jaar het eerste deel van een nu nog naamloze poëziereeks, samengesteld door de dichters Menno Wigman en Pieter Boskma, om zo de beide ‘topdichters’ (zoals de kranten schreven) aan de uitgeverij te binden. Ze waren bijna weggekaapt door De Bezige Bij. Maar de transfer van Hagar Peeters, dichteres uit het fonds van Podium, kon niet voorkomen worden. Transfer? Topdichters? Het lijkt de sportwereld wel. De kloof tussen sport en poëzie was natuurlijk al in 1912 opgeheven toen er tijdens de Olympische Spelen in Stockholm ook een dichterswedstrijd werd gehouden (winnaar werd Baron de Coubertin, met een ode aan de sport). Maar nu moet er dus zelfs een uitgeversconcours worden ingesteld. De opwinding over topdichters is opmerkelijk, want zo opwindend is de poëziemarkt namelijk helemaal niet als je kijkt naar het aanta uitgaven en de bijbehorende oplagecijfers. Vraag het een uitgever en hij zal zeggen: poëzie verkoopt niet. Daarom verschijnt poëzie mondjesmaat en zijn oplages van hooguit 300 exemplaren eerder regel dan uitzondering. In een gemiddeld jaar (1996) verschenen volgens de Stichting Speurwerk 189 bundels Nederlandse literaire poëzieuitgaven, op een totaal van 17.500 titels. Als we uitgaan van een oplage van zo'n 300 exemplaren, dan zijn dat in een jaar tijd nog geen 57.000 poëziebundels. Een verbijsterend laag aanta boeken, een getal dat overeenkomt met de totale verkoop van één doorsnee-bestseller. Vergelijk dat eens met de negentiende eeuw toen dichtbundels de grootste categorie vormden. Volgens opgave in Brinkmans Catalogus, de nationale bibliografie, stond in de jaren 1850-1858 tegenover elke uitgegeven roman, bijna anderhalve gedichtenbundel. We moeten dan denken aan zo'n honderd poëziebundels en maar zestig romans op een totaal van circa tweeduizend uitgaven in een jaar. En dat op een bevolking van drie miljoen! Maar dat is anno 2003 wel anders. Poëzie is nu hekkensluiter. Er zijn uitzonderingen, toen in 1994 de boekenweek het thema ‘poëzie’ had, vlogen de bundels de winkel uit. In die week gingen meer dan 100.000 poëzieuitgaven over de toonbank en dat hield in dat van elke vier klanten er één met een dichtbundel de deur uitging. Themabloemlezingen doen het in de regel aardig. En heel soms komt een poëzieuitgave op de bestsellerslijsten, zoals afgelopen jaar de postume uitgave van Vasalis' De oude kustlijn lukte. Van deze bundel, verschenen bij Van Oorschot, zijn volgens de cpnb nu al meer dan 30.000 exemplaren verkocht. Van zulke cijfers kunnen bewierookte dichters als Pieter Boskma en Menno Wigman alleen maar dromen. Dat is vervelender voor hen dan voor de uitgevers. De uitgever geeft hun werk toch wel uit, omdat juist poëzie de literaire uitgeverij van de niet-literaire onderscheidt. En dat trekt weer andere auteurs aan. Dat lijkt een dure grap maar zo duur is het helemaal niet. Poëzieuitgaven zijn immers in de regel dunne boekjes (zo'n 70 pagina's hooguit), die betrekkelijk goedkoop te produceren zijn. Juist de kostenposten papier, zetten en drukken, binden, opslag en vervoer, die tezamen een groot aandeel van de calculatie uitmaken, vallen voor zo'n dun boekje veel lager uit. Tel daarbij op dat een poëziebundel doorgaans pittig geprijsd is - de Stichting Speurwerk noteerde als gemiddeld prijsverschil tussen een roman en een poëziebundel ruim 2 gulden, oftewel 1 euro slechts! (cijfers over 1996). Dan kom je met een oplage van 300 exemplaren misschien zelfs uit de kosten. Het uitgeversgevecht wordt daarmee begrijpelijker. Er wordt vooral gevochten om de moeilijk-verkoopbare dichters, de writers-writers onder de poëten. Hun literaire imago is onbetwist. Vermoedelijk liggen de aanbiedingen voor een Jean-Pierre Rawie of een Drs. P. niet voor het opscheppen. Dat is de uitgeefparadox: juist omdat ze zo weinig geld opbrengen, zijn de ‘topdichters’ zoveel waard. En kosten ze zo weinig.
lisa kuitert |
|