Literaire hits De canon van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
Zijn de klassieken van de Nederlandse letterkunde populair? Is er nog belangstelling voor de literaire canon? De ‘kijkcijfers’ op het wereldwijde web bieden een antwoord. En een eigen canon.
rené van stipriaan
Er zijn twee literaire canons. Een die bepaald wordt door de voorkeuren van de spraakmakende, literair onderlegde gemeente. Bij deze canon wordt meestal heel zwaarwichtig gedaan over literaire kwaliteit en culturele waarde. De andere canon is de verborgen om niet te zeggen verzwegen canon: die van de meestgekochte en meestgelezen teksten. Het is een canon waar de mensen met smaak bij voorbaat akelig van worden. Kwaliteit mag nu eenmaal nooit onderworpen raken aan de macht van het getal. Connie Palmen beter dan Gerrit Krol? Anna Enquist beter dan Gerrit Komrij? In ieder geval beter verkocht en ongetwijfeld meer gelezen.
Eigenlijk praten we liever helemaal niet over de canon, al zit hij diep verankerd in ons denken (Jantje? ‘die zag eens pruimen hangen’, Barbertje? ‘die moet hangen’) en spraakgebruik (‘de grote drie’, ‘de nieuwe Rosenboom’, ‘de langverwachte Van der Heijden’). Nadat in juni vorig jaar de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren de resultaten bekend maakte van een enquête onder de leden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde naar het hoe, wat en waarom van de Nederlandse literaire canon, kon gemopper niet uitblijven. En dat kwam ook: het was een voorspelbare canon, samengesteld door een belegen gezelschap dat wraak wilde nemen op de komende schoolgeneraties door hun ellenlange lijsten even vervelende als hoofdpijn verwekkende leesstof voor te schrijven. Ondertussen bleken de lijsten van belangrijke werken en schrijvers niet zo heel veel concrete tegenspraak op te roepen. Multatuli als belangrijkste schrijver, gevolgd door onder anderen Vondel, Hermans, Couperus, Reve en Hooft. Belegen misschien, maar niemand wist echt betere schrijvers te noemen. Max Havelaar en Van den vos Reynaerde werden aangewezen als de absolute toppers, met in de top tien ook nog Karel ende Elegast, Beatrijs, de Gysbreght, lyriek van Hooft, de Camera obscura, De avonden, Nooit meer slapen, en De donkere kamer van Damocles. En ook bij dit rijtje stond niemand op die het beter wist.
Sinds 1999 bouwt de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren aan een website waarin, volgens het oorspronkelijke plan, binnen vier jaar ‘250 klassieke werken’ uit de Nederlandse literatuur voor iedereen in betrouwbare digitale edities beschikbaar zouden moeten komen. De enquête van vorig jaar was vooral ook bedoeld om er achter te komen hoe door specialisten wordt gedacht over de waarde van het Nederlandse literaire erfgoed, en welke dan die klassiekers waren. De driehonderd leden van de Maatschappij die zich ondanks de algemene scepsis over de canon durfden uit te spreken over hun voorkeuren, kwamen samen uit op een lijst van 125 klassieke werken. Alleen al vanwege de reproductierechten die op veel teksten rusten is het niet mogelijk dat de dbnl binnenkort deze hele canon ook digitaal aanbiedt. Maar op dit moment zijn toch al ongeveer twintig teksten uit de lijst van 125 in de dbnl beschikbaar. Ze staan in de dbnl tussen tal van andere teksten: naslagwerken, taalkundige studies, biografieën, en ook tal van andere literaire werken die door de dbnl-adviescommissies belangrijk genoeg gevonden worden om te figureren in de nog prille digitale bibliotheek.
Een veel bezochte website als de dbnl biedt veel mogelijkheden om de voorkeuren van de bezoekers te analyseren. Elke pagina die een gebruiker aanklikt wordt geteld, en het is heel eenvoudig om totaaloverzichten te maken. En zo is het ook vrij eenvoudig om te zien hoe de ‘officiële’ canon van de leden van de Maatschappij zich verhoudt tot de gebruikers/lezerscanon. Behoren die twintig canonieke teksten inderdaad ook tot de meest geraadpleegde teksten in de dbnl? Vergelijking van beide lijsten leidt al snel tot een paar onontkoombare conclusies. De leden van de maatschappij en de dbnl-bezoekers zijn het over een paar teksten roerend eens: de Reinaert (nr. 1 onder literaire teksten in de dbnl), Beatrijs (2), Karel ende Elegast (5) en Mariken van Nieumeghen (9) zijn ook voor de gebruikers toptien-teksten. De bijna honderdduizend maandelijkse bezoekers van de site zijn duidelijk verzot op de Middeleeuwen; ook Jacob van Maerlant is populair met zijn Der naturen bloeme (3), en Diederik van Assenede met het hoofse Floris ende Blanchefloer (7), of het anonieme prozawerk Robrecht de duyvel (14).
Overigens krijgen alle reeds beschikbare teksten uit de canon tamelijk veel aandacht van de dbnl-bezoekers. Er zijn ook een paar literaire teksten die in de mnl-canon niet voorkomen maar in de dbnl vaak worden opgevraagd. Bredero's kluchten (4) zijn zelfs nog populairder dan Karel ende Elegast. Valerius' Nederlantsche gedenck-clanck (8), Busken Huets complete Litterarische fantasien en kritieken (9), P.C. Hoofts Emblemata amatoria (12), het Geuzenliedboek (15) werden door mnl-leden over het hoofd gezien, maar eisen hier hun vanzelfsprekende positie op. Maar waar is Vondel - in de enquête aangewezen als de belangrijkste Nederlandse auteur na Multatuli? Het eerste werk van hem is zijn Inwydinghe van 't stadhuis t' Amsterdam (11), gevolgd door He-