Middelnederlands bijvoorbeeld Het Visioen van Jacomijne Costers.
Het antwoord op de vraag welke (visionaire) teksten Bosch gelezen zou kunnen hebben, is in het verleden steeds problematisch geweest. Men stelt vast dat sommige beeldmotieven van de meester uit 's-Hertogenbosch wel verwantschap vertonen met bepaalde teksten, maar het blijkt moeilijk de vinger te leggen op een passage die door de schilder letterlijk werd uitgebeeld. Er is echter één, tot de visioenenliteratuur behorende tekst waarvan we zo goed als zeker weten dat Bosch hem gelezen heeft: Het Visioen van Tondalus. In 1484 (Bosch moet toen ongeveer 34 jaar oud geweest zijn) drukte Gerard van der Leempt te 's-Hertogenbosch namelijk een
Boeck van Tondalus vysioen. Jammer genoeg ging het enig bewaarde exemplaar van deze incunabel in 1914 verloren tijdens de brand van de Leuvense universiteitsbibliotheek bij het begin van de Eerste Wereldoorlog. De tekst was in de Middeleeuwen echter mateloos populair: van de Latijnse versie zijn 154 handschriften en vijf vroege drukken bekend, het werk werd in vijftien volkstalen vertaald, onder meer in het Middelnederlands (in niet minder dan vier verschillende versies) en van deze Middelnederlandse teksten zijn zeven
Jheronimus Bosch, Tuin der lusten-triptiek, detail rechterbinnenluik: de Boommens (Madrid, Prado)
handschriften en vijf vroege drukken bewaard gebleven.
Het Visioen van Tondalus, dat uiteindelijk teruggaat op een twaalfde-eeuwse legende van Ierse oorsprong, vertelt het verhaal van de edelman Tondalus (Tnugdalus in de Latijnse, door de monnik Marcus geschreven brontekst) die een losbandig leven leidt. Na zijn dood, of correcter: tijdens zijn schijndood, wordt hij door een engel rondgeleid in de hel, het vagevuur en het aards paradijs, dat fungeert als wachtkamer voor de hemel. Hij ervaart aan den lijve de straffen van de verdoemden en proeft van het geluk van de zaligen. Nadat hij uit het hiernamaals is teruggekeerd, schenkt hij zijn goederen aan de armen en leidt hij verder een voorbeeldig en predikend leven.
In het vagevuur is Tondalus onder meer getuige van de bestraffing van de wellustelingen, die plaatsvindt binnen een reusachtig huis. Deze passage doet denken aan de hierboven beschreven Boommens (ik vertaal naar het vijftiende-eeuwse handschrift dat bewaard wordt in de Gentse universiteitsbibliotheek):
Toen zagen zij een open huis en dat huis was zo groot en breed als een berg, en het was rond als een oven waar men brood in bakt. Daar kwamen ook vlammen uit die de zielen in een omtrek van duizend stappen kwelden.
De overeenkomst tussen Bosch' monsterwezen en het huis in de tekstpassage beperkt zich tot het feit dat het telkens gaat om iets dat
reusachtig groot, rond en gedeeltelijk open is. Dat de schilder zich toch door deze tekst heeft laten inspireren, wordt echter aannemelijker wanneer we ook de bij het voorgaande aansluitende passage bij de interpretatie betrekken. Ook hier gaat het over de bestraffing van de onkuisheid. In deze passage wordt een beest beschreven met twee vleugels, ijzeren klauwen, een lange hals en een vuurspuwende ijzeren bek. Het monster staat op een bevroren meer en vreet de zondige zielen op om ze te verteren in zijn buik en dan weer uit te werpen op het ijs, waar ze hun normale vorm aannemen en opnieuw gefolterd worden.
Ook hier schildert Bosch niet letterlijk wat de tekst weergeeft, maar het diabolische beest dat zielen eet en verteert, herinnert sterk aan de grote vogel-duivel die op het onderste gedeelte van het rechterluik van de Tuin der Lusten-triptiek in een kakstoel zit en zielen verzwelgt om ze vervolgens langs natuurlijke weg weer uit te scheiden. Bij Bosch heeft dit monster echter geen vleugels (wel een roofvogelkop), uit zijn bek komt geen vuur (maar wel uit het achterwerk van de ziel die opgeslokt wordt) en het