Boon als breuklijn 50 Jaar De Kapellekensbaan
Ernst Bruinsma
Sedert een drietal jaren reiken de vrt en (de lezers van) De Standaard jaarlijks de Kastar-trofee uit voor de meest markante persoonlijkheid in Vlaanderen. De verkiezing wordt voorafgegaan door een redelijk intensieve reclamecampagne. Dit jaar liet de vrt haast dagelijks een clip zien waarin Boon werd opgevoerd. De tekst ging ongeveer als volgt: ‘Als we in 1953 zouden leven was dit zonder twijfel de meest markante Vlaming van het jaar: Louis Paul Boon, auteur van het in 1953 verschenen meesterwerk De Kapellekensbaan.’
Boon is overgebleven. Hij was de grootste Vlaamse schrijver en is dat nog steeds
Hoe sympathiek deze actie ook mag klinken, ze berust natuurlijk op een misverstand want Boons beroemdste boek werd pas mettertijd als meesterwerk erkend. Pas in de jaren zestig kwam de erkenning van zijn bijzondere status als schrijver goed op gang. Tot 1979, het jaar van Boons overlijden, gingen ‘slechts’ 42.500 exemplaren van zijn nu meest befaamde boek over de toonbank. In 2003 zijn er in totaal 30 drukken verschenen.
De totale oplage bedraagt bijna 140.000 exemplaren. Vanaf 1970 is men bovendien begonnen met het vertalen van De Kapellekensbaan en sedertdien verscheen het boek in acht talen. De meest recente vertaling is die in het Frans uit 1999, door Marie Hooghe: La route de la Chapelle. In het buitenland is Boons werk steeds goed ontvangen.
In de bekende reeks ‘Het beslissende boek’ van nrc-Handelsblad zei Jeroen Brouwers over Louis Paul Boon: ‘In zijn tijd werden schrijvers als Ruyslinck en Vandeloo de groten gevonden en dat blijken ze geen van beiden geweest te zijn. Boon is overgebleven in de Vlaamse literatuur. In de tweede helft van de twintigste eeuw was hij de grootste Vlaamse schrijver en hij is het nog steeds.’ Brouwers is evenwel een van de zeer weinige Nederlandse schrijvers die regelmatig zijn bewondering voor Boon op eloquente wijze heeft verwoord. De jongste generaties Nederlandse schrijvers lijken zich doorgaans niet veel gelegen te laten liggen aan de zogenaamd onbeschaafde, rauwe en groteske Boon. Dit in tegenstelling tot de jonge generatie schrijvers in Vlaanderen.
Men zou zelfs kunnen beweren dat de breuklijn tussen de Nederlandse en de Vlaamse literatuur ten dele gelijkloopt met het verschil in waardering voor de schrijver van het tweeluik De Kapellekensbaan en Zomer te Ter-Muren. Vlaamse schrijvers, jong en oud, tonen zich bij herhaling schatplichtig aan Boon. Tom Lanoye (‘de meest relevante schrijver van de Lage Landen’) loopt daarin voorop. Met zijn monstertrilogie staat hij nadrukkelijk in de faction-traditie van De Kapellekensbaan: ‘Ik heb een soort niemandsland opgezocht tussen een roman pur sang en een sleutelroman. [...] Het was niet de bedoeling letterlijk uit te leggen hoe België in elkaar zit, ik wilde eerder een klimaat voelbaar maken. Deze boeken zijn geen bijsluiter bij een land, eerder een soundtrack bij een land’ zo beweerde hij enkele maanden geleden nog in een vraaggesprek met De Groene Amsterdammer. Geen wonder dat Lanoye in Nederland veel minder waardering geniet dan in Vlaanderen. Tal van andere jonge Vlaamse schrijvers van zeer uiteenlopende aard besteedden de afgelopen jaren aandacht aan Boons oeuvre: Jeroen Olyslaegers in Open gelijk een mond, Bob van Laerhoven in zijn roman Tantra en de eenzame man, Koen Peeters in Acacialaan en voorts de in Nederland eveneens nauwelijks bekende Dimitri Verhulst.
Het jubileum van Boons
steady seller van internationale allure wordt niet uitvoerig gevierd. En het is ook niet tot een verfilming gekomen. Regisseur Robbe de Hert
heeft die ambitie meerdere malen geuit, maar de plannen ketsen telkens af op de complexiteit van het boek. Het belangrijkste is natuurlijk dat de roman in een gedegen uitgave beschikbaar blijft voor toekomstige lezers. In september verschijnt bij De Arbeiderspers als 31e druk een jubileumeditie, samen met een boekje van Boons biograaf Kris Humbeeck van het L.P. Booncentrum (Universiteit Antwerpen) over de ontstaansgeschiedenis van
De Kapellekensbaan.