Een geniaal, nagenoeg onbekend Hollandsch kunstenaar Van Eeden over Van Gogh
Johan Koppenol
Er is vrijwel geen aspect van het culturele en maatschappelijk leven van zijn tijd waar Fredenk van Eeden zich niet over heeft uitgelaten en dat geldt ook voor de schilderkunst. De ‘duivelsvent’ onder de Tachtigers bezat daarbij een uitgelezen gevoel voor kwaliteit. Zo onderkende hij bijvoorbeeld onmiddellijk het niveau van het werk van Jan Toorop, maar Van Eeden was ook een van de allereersten die Nederland wees op het talent van Van Gogh. Hij schreef in november 1890 een essay in De Nieuwe Gids over ‘een geniaal, nagenoeg onbekend Hollandsch kunstenaar, voor weinige maanden gestorven’. Van Eeden presenteert zichzelf nadrukkelijk als dilettant op het gebied van de schilderkunst, maar hij voelt dat als een voordeel:
Ik durf over Van Gogh schrijven omdat ik geloof dat ook iemand, die geen schilder is, zijn kunst zeer zuiver voelen kan. Misschien zuiverder en sterker dan de schilders zelve, omdat die meer dan anderen zullen geërgerd worden door zijn verwaarloozing van vele dingen die zij ernstig betrachten.
Van Gogh zal zoo moeilijk hoog gesteld worden. Want het groote publiek lacht hem nu uit, zooals het elk nieuw en origineel artistiek verschijnsel doet, en de groote schilders, al erkennen zij zijn ernst en genialiteit, halen de schouders op voor zijn werk, als iets ziekelijks, iets geforceerds, iets mislukts.
Ik echter, die in superieure schilderkunst steeds voorlichting behoef en nog zoekend den weg vind, ben door het werk van Van Gogh zoo forsch en direct aangegrepen, als mij geheel ongewoon is.
‘als iemand die hard durft te zingen zonder het walsch te doen’
Waarom het werk hem zo aanspreekt kan hij niet onder woorden brengen, maar de uitwerking van de kleurige doeken met rode bomen, groene luchten en gele gezichten is duidelijk en voor elke Van Gogh-bewonderaar herkenbaar. Van Eeden ervoer opeens dezelfde kleuren om zich been, waar het eerder vooral grauw had geleken. Van Gogh schilderde volgens Van Eeden ‘brutaal en heel moot’, ‘als iemand die hard durft te zingen zonder het valsch te doen’. Van Gogh heeft vele jaren hard mogen zingen in huize Van Eeden: het bekende doek
De zaaier was in bezit van Frederik en Martha van Eeden-van Vloten. Na de scheiding van de twee ging het werk over in andere handen.
De twee kunstenaars hebben elkaar nooit ontmoet, maar Van Gogh heeft op zijn beurt wel kennis gehad van het werk van zijn bewonderaar. In zijn brieven verwijst hij enkele malen naar het boek van ‘van Ede’ of‘van Eden’ en daarmee doelt hij dan op De kleine Johannes. In de mooiste passage spreekt hij over een van zijn zelfportretten: ‘Een rose-grijs gelaat met groene oogen, aschkleurig haar, rimpels in voorhoofd en om den mond stijf houterig een zeer rooden baard vrij ongeredderd en triest, maar de lippen zijn vol, een blauwe kiel van grof linnen en een palet met citroengeel, vermiljoen, veroneesgroen, cobalt blauw, enfin alle kleuren behalve den oranje baard op het palet, de eenige heele kleuren echter. De figuur tegen een grauw witten muur. Ge zult zeggen dat dit ietwat lijkt op b.v. het gezigt van - de dood - in het boek van v. Eden of zoo iets.’ Het citaat geeft, gelegd naast het slot Van Eedens studie, een wonderlijk spiegeleffect: Van Gogh herkent zichzelf in de Dood van Van Eeden, terwiji Van Eeden op zijn beurt in de dode Van Gogh het onsterfelijke genie onderkent:
Vincent heeft gezocht en nooit gevonden. Dit zei hij zelf altijd. Maar zooveel heeft hij toch kunnen doen, dat hij deed begrijpen wat hij zocht en hoe hoog dit was.
En dan nog dit - hij heeft gezocht als vroeger geen twee of drie in ons land hebben gedaan. Met een gepassioneerden ijver, eenzaam, zonder opzien of ophouden - zonder de geringste bekommering om wat men zeggen zou, of wat er gebeuren zou met zijn werk en met hem zelf De admiratie voor zulk een doen moet ik uitspreken. Is het geen wonder dat dit weer en telkens weer voorkomt in onzen tijd, in ons als plat en kleingeestig gesmaad nevelland? En was deze niet een van het edel en onsterfelijk ras, dat het lage volk gekken, maar de mensch van ons slag heiligen noemt?
johan koppenol is hoogleraar oudere nederlandse letterkunde aan de vrije universiteit amsterdam en aan de universiteit van amsterdam.