Van Gogh en de letterkunde
Vincent van Gogh, die honderdvijftig jaar geleden werd geboren, blijft een groot publiek betoveren. De dagelijkse rijen voor het Van Gogh Museum in Amsterdam zijn het bewijs voor zijn populariteit. Van Gogh is tegenwoordig de beroemdste Nederlandse schilder en zijn werk behoort, zowel emotioneel als financieel, tot de hoogst gewaarde kunst.
Dit al dan niet terechte koploperschap maakt hem meteen tot een van de weinige Nederlandse schrijvers uit de negentiende eeuw die nog volop gelezen worden. Niet in de eerste plaats uit literaire belangstelling, maar omwille van zijn tragische leven dat hij in zijn brieven heeft geboekstaafd. De brieven van Van Gogh zijn in dit opzicht te vergelijken met het dagboek van Anne Frank: allebei zijn het in de eerste plaats egodocumenten over tragisch verlopen levens.
De brieven van Van Gogh worden vaak tot de letterkunde gerekend; bij het verschijnen van de brieveneditie in 1990 stelde Cyrille Offermans ze op dezelfde hoogte als de correspondentie van Multatuli. Toch zijn ze geschreven zonder literair oogmerk: ze kwamen voort uit de intense behoefte aan contact met de buitenwereld. Daardoor bieden ze een ontroerende inkijk in zijn werkwijze en opvattingen, ook waar het zijn lectuur betreft. Want dat valt op bij het lezen van die brieven: Vincent las veel en schreef er voortdurend over.
In dit dossier gaat het over Van Gogh als lezer: wat las hij en waarom? Maar ook over Van Gogh als schrijver van vaak prachtige en meeslepende (maar soms ook heel vervelende) brieven. Ook komt ter sprake hoe Vincent van Gogh in de literatuur verschijnt: als personage in romans en gedichten, en als rolmodel voor schrijvers die in hem de ultieme kunstenaar herkennen. Vincent van Gogh en de letterkunde, dat is, samengevat, het onderwerp van dit dossier. En zelf schreef hij het in 1882 beter dan wie ook: ‘we kunnen lezen, laten we dan ook lezen.’