Literatuur. Jaargang 19
(2002)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| |
BloemGretha Donker heeft in het tijdschrift Pro Memorie (Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2001. € 17,90) een bijzonder boeiende biografische bijdrage geschreven over de dichter J.C. Bloem. Ze richt zich met name op de juridische carrière van de dichter omdat ze als eerste volop gebruik heeft kunnen maken van geheime archieven van het ministerie van Justitie en gerechtelijke archieven. Tal van nieuwe informatie is in deze bijdrage terug te vinden. Bovendien gaat Donker uitvoerig in op de berechting van Bloem in 1920, omdat hij een jongeman ‘ontuchtig’ had benaderd. Eerder is daarover al geschreven door A.P. Dekker in De Parelduiker, maar Donker draagt veel nieuwe informatie aan over die merkwaardige episode in Bloems leven. Deze niet te missen bijdrage is wel op een wat merkwaardige plaats terug te vinden: Pro Memorie is een tijdschrift voor rechtsgeschiedenis in Nederland en kan worden besteld bij Uitgeverij Verloren in Hilversum: www.verloren.nl of bij de Stichting tot uitgaaf der bronnen van het Oud-Vaderlands Recht (e-mail: gelderland@rad.archief.nl). eb | |
Grappige gedichtenBij Podium is een bloemlezing verschenen van de grappigste en gekste gedichten van Nederland en Vlaanderen. De door Toef Jaeger samengestelde bundel Het lichte gedicht (Amsterdam: Podium, 2002. 143 blz.; € 12,95. isbn 905759 2444) wordt ingeleid door Kees Fens. Deze poëzieliefhebber merkt op dat literatuur aan het einde van de negentiende eeuw en aan het begin van de twintigste eeuw vooral een verheven zaak was, ‘die het mensdom weinig vermaak gaf’. Met de doorbraak van het modernisme konden een aantal conventies doorbroken worden,
Marmite, uit pluk de dag van Cees Buddingh.
maar na de dood van Paul van Ostaijen was het opnieuw lange tijd gedaan met het speelse spel in de poëzie. Pas na de oorlog was er in toenemende mate weer belangstelling voor het lichte vers, zoals dat bijvoorbeeld ook in de zeventiende eeuw al het geval was. Toen al lieten mensen als Constantijn Huygens ‘lering’ gepaard gaan met ‘vermaak’. Fens merkt voorts op dat het hem niet zou verbazen als Het lichte gedicht de laatste bloemlezing van de luchtige poëzie zal zijn: ‘Het lichte vers is geen afzonderlijk genre meer. Nogal wat gedichten uit deze bloemlezing zouden ook in een anthologie van ‘gewone poëzie’ een plaats kunnen krijgen. Het ‘vermaak’ in de literatuur is tegenwoordig niet alleen geoorloofd, de poëzie en ook het proza hebben een verlichtingsproces doorgemaakt.’ In deze bundel zijn gedichten opgenomen van onder meer: Jacob Cats, Hugo Claus, Jan Hanlo, Fritzi Harmsen van Beek, Gerrit Krol, Richard Minne, Piet Paaltjens, Kees Stip, Paul van Ostaijen, Daan Zonderland en vele anderen. Zie ook: www. uitgeverij-podium.nl eb | |
Brieven van P.H. RitterDe schrijfster Eva De Raedt-Canter (1900-1975) was vooral actief in de jaren dertig. Toen ook verschenen haar belangrijkste werken, zoals de verrassende debuutbundel Internaat (1930) en de romans Geboorte (1931), Huwelijk (1932), Bohème (1933) en Vrouwengevangenis (1935). Daarnaast publiceerde ze nog enkele minder opvallende romans en vertalingen en was ze | |
[pagina 259]
| |
in de periode 1932-1936 redactiesecretaris van Groot Nederland. Tegenwoordig is deze mevrouw volledig uit beeld verdwenen. Nu heeft Jan van Herpen echter de correspondentie uitgegeven tussen haar en de criticus P.H. Ritter, bekend van zijn rubriek ‘Boekenhalfuur’ op de Avro-radio, die hij van 1928 tot 1957 elke zondagmiddag verzorgde. Van Herpen vraagt daarmee voor de zoveelste keer aandacht voor de epistels van Ritter, de man met wie hij al jaren bezig is. Maar hij bewijst Ritter mijns inziens nauwelijks eer met dit soort gemakzuchtige uitgaven. Zijn annotaties en commentaar zijn daarvoor veel te vluchtig. En als het boekje bedoeld is om opnieuw aandacht te vragen voor Eva De Raedt-Canter, dan kunt u het eveneens rustig ongelezen laten. Maar wie desondanks toch de moeite wil nemen om dit bundeltje helemaal door te nemen, krijgt wel een aardig beeld van de Werdegang van deze helaas mislukte schrijfster. De correspondentie loopt van 1931 tot en met 1938 en daarna is het helaas ook wel zo'n beetje gedaan met de carrière van de vrouw over wie Jan Greshoff ooit aan Frans Coenen schreef dat ze als romancier van ‘tertiair’ belang was en als criticus er te vaak ‘faliekant naast’ zat. Van Herpen, die overigens erg zwaar leunt op het werk van Sjoerd van Faassen in diens boek over Groot Nederland, maakt en passant wel duidelijk dat een uitgave van de correspondentie tussen De Raedt-Canter en haar beschermheer Frans Coenen wèl interessant zou zijn geweest. Maar helaas heeft de dochter van de schrijfster de nalatenschap van haar moeder vernietigd. Het boekje Een leven een raadsel (Hilversum: Uitgeverij Flanor, 2002. 78 blz..isbn 90 73202 50 7) kan worden besteld door € 12,50 over te maken op giro 1912112 van Uitgeverij Flanor te Nijmegen, onder vermelding van ‘Flanor-47’. Zie ook: www.flanor.tmfweb.nl. eb | |
C.C.S. Crone (1914-1951)Bij een herdruk van de bundel De schuiftrompet van C.C.S. Crone schreef Janet Luis in NRC Handelsblad: ‘Crone heet een realistisch schrijver te zijn, maar het is wel een bijzonder soort realisme dat hij bedrijft. Zijn verhalen verwijzen niet zozeer naar het leven, maar maken er als het ware deel van uit. In zekere zin schreef hij zijn verhalen niet, maar stelde hij ze samen uit materiaal van de straat. Op zijn vele dwaaltochten door Utrecht verzamelde hij, al wandelend en kijkend, invallen, losse notities, gespreksflarden en observaties.’ De Utrechtse schrijver Crone, in wiens werk inderdaad veel gewandeld wordt, en die zelf ook een fervent wandelaar was, kan nu op de voet gevolgd worden door de Domstad. In het boekje Het Utrecht van C.C.S. Crone (Baarn: De Prom, 2001. 168 blz.; ill.; € 16,98. isbn 9068017675) heeft Frans Crone vijf wandelingen uitgezet door de stad en door het (autobiografische) oeuvre van Crone. C.S.S. Crone, die door zijn ingetogen stijl de droefheid en de humor op unieke wijze in zich weet te verenigen, kan tot op zekere hoogte vergeleken worden
Omslag van Muziek over het water.
met Simon Carmiggelt, Willem Elsschot en A. Alberts. Helaas zijn er nog altijd teveel mensen die het werk van deze grootmeester niet kennen en voor hen is dit boekje van Frans Crone beslist een goede introductie op zijn werk. Belangrijke motieven als de stad, de fanfare, heilsoldaten, carillonmuziek komen er in aan bod en ook zijn belangrijkste thema's (dood, ziekte, desillusie, liefde en school) worden uitvoerig geïllustreerd met citaten en foto's. Wie eens het werk van Crone gelezen heeft, zal het blijven lezen. eb |
|