Literatuur - in beeld
Verneukt
Jan Hendrik Frederik Grönloh, beter bekend als Nescio, heefr nooit gewild dat de aandacht uitging naar zijn persoon, en terecht. De driejarige HBS, daarna de Openbare Handelsschool en tenslotte kantoorbanen en een gezin, dat zijn geen schokkende gegevens. Eerder saai en middelmatig, en met zijn aftreden in 1937 als directielid van de Holland Bombay Trading Company lijkt zijn kous eenvoudigweg af. Zonder die paar regels van zijn hand - want een groot oeuvre is het niet - zou deze man alleen nog in een gemeentearchief voortleven.
Maar zo is het niet gegaan. Schrijvers loven hem of zijn stiekem jaloers, scholieren en studenten vinden nog steeds aansluiting bij zijn karakters, tegenover het Tropeninstituut staan zijn regels op een gebouw geschreven, en in zijn geliefde Oosterpark staat sinds 1985 een nieuw afgiersel van het werk van Hans Bayer dat ‘Hommage aan Nescio’ heet. Het originele werk uit 1971 is volgens mij meegenomen door fans; ik wou dat ik het had, maar dat terzijde. Nescio is dus nog steeds populair.
In principe zou het bij deze constatering kunnen blijven. Grönloh zou mee deze resultaten wellicht al heel tevreden zijn geweest, maar hij is dood en wij leven nog, dus wij zitten ermee. En dat is het. Wij zitten met hem, met zijn karakters. Wie eenmaal De Uitvreter, Titaantjes en Dichtertje gelezen heeft, is ‘verneukt’, zoals hij Bekker laat zeggen in de eerste versie van Titaantjes. Kijk maar naar het beeld in het Oosterpark van diezelfde titaan-
Hans Bayer, ‘Hommage aan Nescio’ (1971).
tjes. Dat is coch bewijs genoeg dat Bayer er ook mee zat - of hij het nou inspiratie noemt of niet. Trouwens, zijn keuze om drie van de vijf titaantjes af te beelden, Bavink, Koekebakker en Hoyer, is persoonlijk, maar bij een hommage aan Nescio vind ik die keuze toch minder geslaagd, want er zijn er vijf. Bekker en Kees horen er ook bij. In ieder geval Bekker, maar dan kan Kees er ook wel bij, want zonder hem zou het niet compleer zijn.
Dit is geen fictief duel of een polemiekje. Een soort drang naar rechtvaardigheid komt over mij, als ik het beeld zie in het Oosterpark. Alsof ik op moet komen voor mensen die ik ken. Kees die altijd zo heerlijk erbij hing, in slaap viel of was, Bekker die zo fijn zei dat het aan de Ringdijk goeie was en dat het maar zo blijven moest. Dit zijn geen literaire karakters meer; er zit vlees aan. Alleen de manier