Literatuur. Jaargang 19
(2002)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
De broodschrijver
| |
‘Een broodschrijver die beweert dat hij werkelijk nimmer literaire aspiraties heeft gekoesterd, zou ik nooit geloven.Op de lagere school moesten we een keer voor de klas komen om te mimen wat je later wilde worden. De rest van de klas moest dan raden wat je uitbeeldde. Dat was makkelijk: Robbie werd brandweer, Jan-Peter politie, Marijke verpleegster. Alleen bij mij wist niemand wat het was: ik zat op een stoel, met mijn kin in mijn hand en een vinger langs mijn wang: nadenken dus. Vervolgens keek ik blij omhoog, en maakte schrijfbewegingen met mijn handje op een denkbeeldig stuk papier - ongeveer één regel, waarna ik weer ging zitten peinzen.
De klas gaf het al gauw op. “Dichter natuurlijk!” zei ik, en omdat ik dat echt mooi had uitgebeeld en niemand het had geraden, kreeg ik de halfvolle groene Bic van Juffrouw Crouwel als prijs, heel toepasselijk. Het zat er al jong in, en het werd zeer gestimuleerd. Wanneer mijn ouders gasten hadden moest mijn broer een stukje viool spelen en dan droeg ik een eigen gedichtje voor tussen de schuifdeuren. Dat vonden de ooms en tantes altijd prachtig.’ | |
Soldaat-schrijver eerste klas‘Op het lyceum zat ik uiteraard in de redactie van de schoolkrant, en onder schuilnaam ook in die van de hbs waar mijn mijn broertje op zat. Daarnaast richtte ik samen met verwante geestjes het ene literaire blad na het andere op - een daarvan is zelfs gedrukt en er zijn zelfs een paar exemplaren van verkocht. Doordat ik bovendien vanaf m'n veertiende erg actief was voor Radio Minjon (dat was een initiatief van de Avro, waarbij jongeren hun eigen programma's mochten maken, die dan een uur per week | |
[pagina 210]
| |
of zo werden uitgezonden), kwamen de exacte vakken waarin ik niet geïnteresseerd was, behoorlijk in de knel. Met veel mazzel en veel ellende voor mijn ouders heb ik tenslotte toch nog het in hun ogen zo belangrijke papiertje gym-alfa gehaald. Doorstuderen wilde ik niet; ik wilde schrijven. Maar dan moest ik eerst de militaire dienst in; dat was toen zo. Na wat gehannes vond ik mijn plaats bij de administratieve troepen, waar ik op het laatst bevorderd werd tot soldaat-schrijver eerste klas. Dat vind ik nog steeds een hele mooie titel.’ | |
In de reclame‘Omdat ik te veel van lekker eten hou om op een zolderkamertje droog brood te gaan zitten eten in afwachting van mijn doorbraak als literator, besloot ik mijn talent commercieel te verhuren zodra ik uit dienst kwam. De Nederlandse Landmacht verschafte allerlei faciliteiten voor het volgen van cursussen, dus ik koos voor een avondopleiding reclame en marketing. En omdat ik op een geheime stencilkamer werkte, kon ik op rijkskosten een foldertje over mezelf maken, dat ik aan twaalf bureaus heb gestuurd. Nee, een stencil is niets militairs! Dat was het procédé dat je gebruikte wanneer je van een tekst of een formulier meer kopieën nodig had dan je met doorslagpapier en velletjes carbon kon krijgen. Jeetje, ik ben pas 53, en al die dingen bestaan gewoon niet meer! Maar goed, dit was in '69, een boom-periode voor de reclamewereld. Dat kun je je nu niet meer voorstellen, maar in die tijd werden de allereerste tv-commercials gemaakt. Ik kon bij vier bureaus direct aan de slag als junior-copywriter. KVH stond toentertijd bekend als het creatiefste bureau van Nederland, en die gaven me meteen een proefopdracht: wanneer ik een brief wist te schrijven waardoor ik twee maanden eerder uit dienst kon, kon ik bij KHV meteen aan de slag. Dat lukte en zo heb ik eerst daar een tijdje gewerkt.’ | |
Gekke dingen met ganzenlever‘Prad was toen het grootste bureau van Nederland, en die zochten jong talent. Ik werd er aangenomen, samen met Hans van Walbeek. Heel veel geleerd, van Marten en Hobbe Faber, Dimitri Frenkel Frank...Vijf jaar heb ik bij Prad gezeten, maar langzamerhand had ik naast mijn bureauwerk ook een bloeiende free-lance praktijk opgebouwd. Moest ook wel, want mijn eerste vrouw en ik waren ongemerkt in een ‘keeping-up-with-the-Joneses’-race terechtgekomen met een paar bevriende stellen, die meer verdienden dan het voor mijn leeftijd al heel genereuze salaris dat Prad mij betaalde. Zij een afwasmachine - dat was nieuw, toen, dat had nog bijna niemand - wij allemaal ook een afwasmachine. Zij een nieuwe auto, wij een nieuwe auto. Dat soort dingen. En we praten over begin jaren zeventig, toen een heleboel materiële zaken en creature comforts, die iedereen nu als heel gewoon beschouwt, nog een vrijwel ongekende luxe waren. We gingen bijvoorbeeld zeker drie keer in de week uit eten, want dan had de een of de ander weer zo'n leuk restaurantje ontdekt, dat de gekste dingen deed met ganzenlever.’ | |
Waar ben ik eigenlijk mee bezig?‘De anderen gingen met kerst tien dagen op winter-sport, maar Coco en ik waren niet zo sportief aangelegd, dus wij naar de Canarische eilanden. Véértien dagen. En daar lag ik op 1 januari 1975, in het zwarte zand van Tenerife, me af te vragen waar ik nou eigenlijk mee bezig was. Want ik lag nu wel lekker uit te rusten, maar zodra ik thuis kwam moest ik een jaarcatalogus schrijven voor een vaste privé-klant. Honderd pagina's tekst in twee dagen. En vergeet niet: pc's bestonden nog niet, alles ging op een gewone schrijfmachine, dus je moest de boel op z'n minst twee keer helemaal overtikken. Dat betekende minstens één nacht doorhalen, dat deed ik wel vaker, daar had ik peppillen voor, maar daarmee was al dit uitrusten ook voor niks geweest. Die catalogus heb ik gemaakt, dat was afgesproken, maar daarna heb ik mijn free-lance klanten een voor een opgezegd. En kort daarop had ik eigenlijk genoeg van die hele reclamewereld.’ | |
Schurken aan beroemdheden‘Op dat moment zocht de Geïllustreerde Pers mensen uit andere branches die opgeleid wilden worden voor kaderfuncties binnen de tijdschriftjournalistiek: dagblad-journalisten, copywriters...Zo kwam ik als redacteur bij Avenue terecht. Met aanvankelijk een vijfde van het inkomen dat ik daarvoor had, maar ik vond de uitdaging belangrijker dan de poen. Het was echt de topperiode van dat blad. Een hartstikke leuke ploeg, die redactie: het was geen werken wat we deden, we wáren gewoon Avenue. Vreselijk veel geleerd, | |
[pagina 211]
| |
van topmensen als Simon Kapteijn en Joop Swart, en je kon je lekker schurken aan echte beroemdheden: Cremer, Nooteboom, Mulisch, Hermans, tout Amsterdam werkte voor ons. Dankzij Wina Born heb ik me echt op het koken gestort: ik redigeerde haar recepten, en probeerde die zoveel mogelijk uit voor ze in het blad kwamen, want daar wilde nog wel eens een slordigheidje insluipen. Door die interesse ging ik zelf ook over culinaire zaken schrijven, onder andere over een haute cuisine-school in Parijs, waar ik nog kook- en wijnproef-cursussen heb gegeven voor Avenue-lezers. Ik kreeg ook de kans om nieuwe bladen op te zetten, Mens & Dier, Zero (een mannenblad); maar ik bleek toch niet uit het goede hout gesneden om hoofdredacteur te worden, want ik hield veel meer van de creatieve kant dan van vergaderen over oplagecijfers, om van administratie maar helemaal te zwijgen.’ | |
Schrijven zoals ik wilde‘Na zo'n vijf jaar Avenue kreeg ik het gevoel dat ik nu echt kon schrijven zoals ik wilde, en had ik me langzamerhand gespecialiseerd in de goede kanten van het leven: reizen, culinaria, wijn, kunst...Maar daar was binnen het blad te weinig armslag voor, want al die voortreffelijke medewerkers moesten natuurlijk ook nog iets te doen houden. Bovendien kreeg ik leuke aanbiedingen voor free-lance klussen, en zou een vriendin van me haar eigen pr-bureau gaan opzetten. Dus ging ik voor mezelf werken. Drie van de vier leuke klussen gingen niet door, en dat pr-bureau is nooit iets geworden, maar binnen de kortste keren zat ik toch vol met werk. En uiteraard wilde ik tussendoor eens een roman schrijven, en verhalen - een broodschrijver die beweert dat hij werkelijk nimmer literaire aspiraties heeft gekoesterd, zou ik nooit geloven. Alleen kwam daar weinig van, want zeg maar eens nee als iemand je vraagt om een reisreportage of een serie restaurantkritieken.’ | |
Een boerderijtje in Andalucía‘Na een paar jaar besloot ik dan ook dat ik mezelf best een paar maanden vrij kon geven om te bewijzen dat ik als literator iets in m'n mars had. Een stil hutje op de het huren, zonder telefoon, zoiets had ik in mijn hoofd. Daar had ik het over met mijn maatje Barton van Flymen, de fotograaf, toen we samen een cruise ‘deden’. Hij vertelde dat hij het jaar daarvoor een oud boerderijtje had gekocht in Andalucía, meer een ruïne eigenlijk, zonder stroom, zonder waterleiding, zonder telefoon dus ook, waar ik rustig een half jaar kon gaan zitten. Dat heb ik gedaan uiteraard, en dat is nu ruim tweeëntwintig jaar geleden - ik ben er nooit meer weggegaan. Want na een paar maanden kwam Joke, mijn goede vriendin en collega, met wie ik al een boek met interviews had geschreven, me tijdens een van haar reizen opzoeken. Zij was bezig met een boek waarvoor ze na een jaar research drie maanden schrijftijd had, en ik zou dat gaan redigeren. Ik heb haar ervan weten te overtuigen dat ze die klus nooit voor elkaar zou krijgen in Amsterdam, met alle leuke afleidingen daar, en dus hebben we samen een flatje gehuurd hier aan de Costa Tranquila, waar ze het boek inderdaad op tijd af kreeg.’ | |
Weekhoroscoop‘Inmiddels hadden we dus ook drie maanden samengewoond, en dat beviel zo goed van beide kanten, dat we bedachten dat we best samen konden gaan freelancen met Spanje als thuisbasis. We hebben ons eigen huis laten bouwen, en opereren nu al twintig jaar van hieruit. In het begin gaf dat nog wel eens bereikbaarheidsproblemen; het heeft vijftien jaar geduurd voordat we een telefoonaansluiting kregen bijvoorbeeld, maar tegenwoordig is een mailtje naar rojo@ctv.es al voldoende, en werken we hier net zo makkelijk en net zo snel als waar dan ook ter wereld. Een van mijn vaste klussen is bij voorbeeld het schrijven van een weekhoroscoop voor een vrouwenblad. Die moest vroeger per post verstuurd worden, en daardoor is het wel eens voorgekomen dat de redactie de aflevering voor het volgende nummer eerder binnen had dan die voor de week waar ze mee bezig waren; dan kwam er natuurlijk niet één van mijn voorspellingen uit.’ ‘Nee, die verhalen zijn er wel gekomen, maar nooit uitgegeven. En in de loop der jaren heb ik ook een paar romans eruit weten te persen, maar de literaire uitgeverswereld zit kennelijk niet op mij te wachten. Tikje jammer, ja, maar aan de andere kant heb ik heb het mooiste leven dat ik me kan indenken: ik doe wat ik leuk vind, schrijven, over onderwerpen die ik leuk vind: eten, drinken, toerisme, Spanje...En dat op het mooiste plekje en in het lekkerste klimaat dat ik op al mijn reizen ben tegengekomen. Nee, ik zou met geen Ako-winnaar willen ruilen.’ |
|