Meijsing en de mythe rond Willem Waterman
Geerten Meijsing is een grote fan van de Bob Evers-serie van schrijver Willy van der Heide, alias Willem Waterman. In de archieven van de burgerlijke stand is deze geheimzinnige figuur met zijn vele pseudoniemen echter terug te vinden als W.H.M. van den Hout (1915-1985). Van den Hout was een zeer omstreden figuur die tijdens de Tweede Wereldoorlog onder meer lid was van het fascistische Zwart Front van Arnold Meijer en in opdracht van de Duitsers (Abteilung Aktivpropaganda) het satirische maandblad De Gil maakte. Meijsing bundelt in De tovenaarsleerling (Hilversum: Flanor, 2002. 56 blz.; isbn 90 732 02 49 3. Bestellen door € 11,50 over te maken op giro 1912112 van Uitgeverij Flanor te Nijmegen, onder vermelding van ‘Flanor-46’) een aantal teksten, inleidingen en voordrachten die hij de afgelopen jaren over deze schrijver maakte: ‘Tegenover alle minachting waarmee de man behandeld is in de pers, de kwaadaardige berichtgeving waarop hij zelfs na zijn dood getrakteerd is, stel ik mijn waardering voor de schrijver, de man en diens werk.’ Die belofte maakt hij niet helemaal waar want over de schrijver en de man komen we, behalve een handvol aardige anekdotes, niet bijzonder veel nieuws te weten. Het is ook vreemd dat Meijsing zegt dat hij geen beslag heeft weten te leggen op de processtukken en dus vaag moet blijven over de berechting van Waterman. Waarom heeft hij niet de moeite genomen om deze passages aan te vullen met de informatie die daar dankzij mensen als Gerard Groeneveld en Hans Renders wel over bekend is? In een nota bene vorig jaar in dezelfde Flanor-reeks verschenen boekje (De avonturen van Waltertje Waerachtig en den wilden Waman) verschaft Groeneveld vrij accurate gegevens over deze zaak. Meijsing schrijft: ‘Ik acht het waarschijnlijk dat Waterman voor een aantal jaren een publicatieverbod heeft gekregen voor journalistiek en ander
“serieus” werk, en dat hij zich daarom aanvankelijk beperkt zag tot het schrijven van jongensboeken’. Wellicht zijn deze woorden bedoeld als een wat halfslachtige, nogal romantische poging om de mythe rond Van den Hout in leven te houden, want Groeneveld heeft al achterhaald dat Van den Hout op 27 april 1948, na drie jaar hechtenis, door de Commissie voor de perszuivering werd veroordeeld ‘tot ontzegging van journalistiek werk voor een periode van twintig jaar’. In hoger beroep werd deze straf gehalveerd tot tien jaar. Meijsing doet wel alsof hij zich terdege bewust is van de achtergronden van deze door hem bewonderde man en schrijver, maar hij verduistert hier bewust een aantal gegevens. Blijkbaar kan hij inderdaad niet weerstaan aan de verleiding om de mythe te doen voortleven. Het is ook opvallend dat hij de schrijver nooit Van den Hout noemt, zelden Van der Heide, maar consequent Willem Waterman. Meijsing overtuigt echrer wél in zijn liefde voor de Bob Evers-serie. Hij bewondert de schrijver in de eerste plaats om zijn prachtige stijl
De Stationsstraat in Amersfoort, in deel 8 van de Bob Evers-serie de Stationsweg. Willy van der Heide woonde hier op kamers in 1940.
en om zijn talent een scène krachtig neer te zetten. Een goede plot wist Waterman zelden te bedenken, maar er blijft volgens Meijsing genoeg over om van te genieten, zoals hij middels tal van inderdaad prachtige citaten laat zien. In 1950 publiceerde Van den Hout bij uitgeverij De Eekhoorn het eerste deel van deze tot op de dag van vandaag populaire reeks jongensboeken. Zo rond 1960 kreeg Meijsing zijn eerste deeltje in handen,
Bombarie om een bunker (deel 28), en sedertdien wotden de ruim dertig deeltjes omvattende reeks geregeld door hem herlezen. Na de dood van de schrijver zijn enkele onafgewerkte delen voltooid door Peter de Zwaan die nu nog steeds op gezette tijden nieuwe deeltjes toevoegt aan de serie. Zie voor meer informatie: www.bobevers.nl en voorts de website van het
vpro-programma ‘Andere tijden’, dat vorig jaar een programma over Waterman maakte: www.anderetijden.nl
eb