Literatuur. Jaargang 19
(2002)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |
De broodschrijver
| |
‘De fantasie van literatuur vind ik vaak saai, de werkelijkheid is toch zeker spannend genoeg?’‘Ik heb Engels gestudeerd, voor de klas gestaan en op kantoor gewerkt. Toen ik een baby kreeg wilde ik thuis blijven, dus ook thuis werken. In eerste instantie dacht ik aan het vertalen van Engelse stukken. Over juridische zaken, of zoiets droogs. Een paar maanden nadat ik mijn baan had opgezegd, kreeg ik bericht van het tijdschrift Cosmopolitan. Ze belden me over de “brievenwedstrijd” waarvoor ik eerder twee verhalen had ingestuurd. Van de tien te winnen Magnums Champagne, had ik er twee gewonnen! De leukste brief had als onderwerp Mijn Droomcarrière. Toen ik die “brief” van mij teruglas in Cosmopolitan, vond ik
| |
‘De hoed is terug!’‘In die tijd had ik een baby van wie de vader niet voor opvoeding in de wieg gelegd was, een geweldige man, maar niet iemand om mee samen te wonen. En dan is het natuurlijk fantastisch als je tussen de luiers door aan de eettafel je werk kunt doen. Ik ben er wel trots op dat ik in die periode geen bijstandsuitkering nodig had. Soms was het krap, soms hadden we het wat ruimer, maar ik schreef letterlijk de huur en de boodschappen bij elkaar. Els van Cosmo is een | |
[pagina 152]
| |
erg inspirerende vrouw. Ze betrok mij en alle andere freelancers bij redactievergaderingen, ze kwam met ideeën, stimuleerde me, ik mocht interne VNU-cursussen volgen en al snel kreeg ik ook opdrachten om zelf artikelen te schrijven. Ik dacht: “wat geweldig dat ik voor Cosmo mag werken!”, terwijl ik het blad zelf toen helemaal niet zo bijzonder vond. Het was zo veel glamour, vooral buitenkant en weinig binnenkant. Mijn eerste artikel zit nog in mijn map: De hoed is terug! Enig toch? Kijk: Een Farah Dibah, een Orinoco, een Borsalino of een dopje...DE HOED IS TERUG! En dan maar bellen met Karin Bloemen of Adèle Bloemendaal die dan pinnig zei: “mevrouw, ik draag geen hoeden; erg lastig tijdens het inladen van de wasmachine”. Soms nog wat naïef, maar wel met veel energie en doorzettingsvermogen. Wat heb ik veel geleerd in die tijd!’ | |
‘Meneer Krabbé, waarom moet u nu ook zo nodig schrijven?’‘Op een gegeven moment begon het echt lekker te lopen. Honderd gulden per kopijvel, artikelen van zo'n zeven vellen...Daar was best van te leven. Ik schreef over van alles op human interestgebied, vrouwen, relaties, psychologie, emancipatie, carrière. Natuurlijk maakte ik eerst veel beginnersfouten. Ik was niet expliciet genoeg. “Dat weten ze wel”, dacht ik dan, en ging meteen over op de kern van de zaak. Mis natuurlijk, niks ligt voor de hand, expliciet moet je zijn. Het ging zo vlot allemaal. Nodigde Cosmo's Els me uit voor een chique lunch in het Amstel Hotel, zat ik met een glas witte wijn boven m'n roerei en zei ze: “Ik wil graag dat jij de boekenrubriek doet!” Ik groeide ter plekke. Ze had een talent om mensen te laten opbloeien. “Dat kan jij!”, riep ze dan. Die boekenrubriek heb ik toen een paar jaar met veel plezier gedaan. Elke dag feest met een nieuwe stapel boeken op de deurmat en lezen maar. Negenhonderd gulden per maand, echt een prima basis. Dan belde ik Tim Krabbé voor Het gouden ei, ik vond het trouwens een rotboek: “meneer Krabbé, u bent wielrenner, u bent schaker, waarom gaat u nu opeens ook nog schrijven?” Hij was niet vriendelijk: “mevrouw, dit is mijn zestiende boek!” Maar ik hield vol en belde hem de volgende dag weer: “meneer Krabbé, waarom loopt het met die mensen in dit boek zo slecht af?” “Mevrouw, vraagt u dat maar aan de critici!” Maar ik heb doorgezet, het ging steeds beter. De derde dag stug weer bellen.’ | |
‘Zo van: hoppetee, ram-ram-ram op die typmachine’Na zeven jaar Cosmo werd het tijd voor iets anders. Mijn inspiratiebron Els vertrok en ik vond ook dat ik verder moest. Ik heb als een gek gesolliciteerd. Ik had in de krant gelezen over een nieuw Belgisch vrouwenblad: Feeling. Dat was een gouden greep, ik schrijf nu nog voor ze. Feeling, Onkruid, Panorama, Opzij,...veel bladen zagen het als een voordeel dat ik zeven jaar bij Cosmo had gezeten en namen veel onderwerpsuggesties - en dus artikelen - aan. Dick van der Schraaf van Panorama is ook zo iemand van wie ik veel geleerd heb. Wie, wat, waar, wanneer, waarom...,duidelijk zijn! Soms dacht ik stiekem, ‘oh, het is toch maar voor Panorama’, en dan ging het zo van: hoppetee, ram-ram-ram op die typmachine. Niet denken, gooi het er gewoon maar uit. ‘Ja, zo willen we het precies hebben’, zeiden ze daar wanneer ze het lazen. Echt een eye-opener, die tijd.’ | |
‘Poen, Pret, Prestige’‘Inderdaad zie ik mezelf als een echte broodschrijver. Die naam heeft voor mij niks negatiefs. Sterker nog, ik ben er trots op dat ik op deze manier altijd zelf in mijn inkomen kan voorzien. Het was in het begin geen luxe hoor. Ik had twee kleine kinderen, en moest gewoon mijn geld verdienen. Ik ben er ondertussen achter dat uiteindelijk alles altijd goed komt. “Goh, wat gaat het goed” wordt afgewisseld met “help, ik heb niet genoeg”. Dat blijft zo. Het gaat om een balans tussen drie P's: Poen, Pret en Prestige. Dus verdienen, iets leuks/interessants doen en je eigen “image”, je naamsbekendheid. Het ene artikel levert meer op in de eerste P, het andere misschien meer in de tweede of de derde. Uiteindelijk kies ik zelf waar ik mijn aandacht op richt. Ik heb nog nooit iets hoeven doen waar ik niet achter sta. In mijn werk hoef ik niets te verzinnen, ik kan geen fantasie gebruiken. Maar dat hoeft ook helemaal niet! Truth is stranger than fiction, dat is echt zo. Inderdaad is er vaak meer bewondering voor fictie. Maar in ieder geval is het | |
[pagina 153]
| |
niets voor mij. Ik ben eerder op weg naar de werkelijkheid toe, juist niet van de werkelijkheid af. Ontsnappen? Misschien geldt dat voor grote geesten die iets verzinnen dat echt dieper gaat, maar veel “literatuur” zit zo niet in elkaar. Lulu Wang, hou toch op...’ | |
‘De werkelijkheid is veel spannender’‘Wat ik doe is uitvoerend, ik ben niet iemand die dingen nieuw verzint. Ik zal ook nooit een roman schrijven, ik heb dat gewoon niet in me. Fantasie is voor mij saai. Je kunt het alleen maar sturen in de richting die jij van te voren al bedacht hebt. Wanneer je je op de werkelijkheid richt, wordt alles om je heen stiller. Je gaat rustiger en simpeler leven. Genieten van echte prikkels. Hoe? Gewoon ergens zitten. Niks doen. Af en toe gebeurt dat ook een beetje, dan dringt de schoonheid van het leven echt tot me door. In een regenbui, met de hond bijvoorbeeld. Dan denk ik “wat is dit veel, wat is dit prachtig, wat is dit mooi!” Daarom lees ik ook nog maar weinig literatuur. De werkelijkheid is veel spannender. De Vlieger van Maarten 't Hart. Dan ben ik een en al aandacht. Heel intens. Je wordt er in vastgezogen en je vergeet je eigen leven. Maar als het boek dan uit is, en de invloed is uitgedenderd, dan sta je toch weer in de werkelijkheid, ook al valt die soms misschien tegen. Zo werkt dat bij mij niet, mijn leven is niet saai. Die Cosmo-droomcarrière is eigenlijk gewoon uitgekomen. Mijn boeken gaan nog niet als warme broodjes over de toonbank, hoewel het laatste erg goed loopt. Een mooi huis heb ik al. Een prettig leven ook. En wie weet komt het met dat boerderijtje in de natuur ook nog wel goed.’
Lisette Thooft schrijft voor verschillende kranten en tijdschriften, waaronder Genoeg, Marie-Claire, de Volkskrant, Onkruid, Libelle, Jonas Magazine en Trouw. Daarnaast publiceerde zij een zevental boeken: Echte Yuppies zijn geen yuppies (met Deborah Berkeljon), Goed in vorm (met Micky Otterspoor), De man als held, Werk en Moederschap (met Esmé van der Molen & Vincent Duindam), Het geminachte lichaam (met Carla van Lichtenburcht), Geluk en gelazer (columns) en Geld kost tijd.
Een publiekstijdschrift of krant betaalt voor een artikel van gemiddelde lengte tussen de 300 en 700 euro. |
|