Literatuur - ingekomen uitgaven
Verlichte verzen en kolommen
Het aandeel van ‘dissenters’ in de cultuur van de achttiende eeuw is niet te onderschatten. Zij schreven vele van de toen verschijnende bladen vol (als zij die al niet zelf opgericht hadden), zij dichtten, filosofeerden en indien nodig polemiseerden zij. Ook waren sommigen van hen steunpilaren van het Nederlandse toneel. Claes Bruin, Pieter Langendyk, Sybrand Feitama en Anthony Hartsen (om maar enkelen te noemen), allen uit de doopsgezinde hoek, waren veelgespeelde toneeldichters. In Verlichte verzen en kolommen. Remonstranten in de letterkunde en tijdschriften van de Verlichting (1720-1820), (Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 2000. 304 blz.; ills.; € 24,05; isbn 90 6707 528 0) concentreert Simon Vuyk zich op de bijdrage van de remonstranten aan de toenmalige ‘cultuur op schrift’. In afzonderlijke hoofdstukken komen achtereenvolgens aan bod: het letterkundig genootschap Natura et Arte, Kornelis Westerbaen, Abraham Arent van der Meersch en zijn bijdragen aan De Denker, Lucretia Wilhelmina van Merken, Margareta Geertruid van der Werken, de toneelliefde van predikant Abraham Maas, enkele mindere goden (Johannes Lagendaal Jansz., Pieter Leuter, Jan Verveer, Pieter Weiland, Evert Schilderup) en tenslotte Jan Konijnenburg, Paulus van Hemert, Cornelius Rogge en Nicolaas Swart.
Van deze schrijvers worden die geschriften onder de loep gelegd die kenmerkend zijn voor hun religieuze overtuiging en hun opvattingen over geloof(svrijheid) en (later vooral) samenleving. Behalve de fervent orangistische Van der Werken was de meerderheid van de behandelde schrijvers en schrijfsters staats- c.q. patriotsgezind (de politieke opvattingen binnen Natura et Arte worden niet duidelijk - en waren dat misschien ook niet). De rode draad in Vuyks boek is de gang van optimisme, van geloof in de maakbare mens dan wel samenleving, naar het uiteindelijke fiasco: het ‘uitdoven’ van de Verlichting en de ongeveer gelijktijdige neergang van de Remonstrantse Sociëteit. De gloriejaren zullen toch wel de woelige laatste twee decennia van de eeuw zijn geweest, toen religieus geïnspireerde opvattingen over vrijheid en verdraagzaamheid bijna als vanzelf overgingen in politieke actie en sociaal engagement.
De ‘verfijnde zorg’ die de auteur zijn uitgever toeschrijft (p. 249) is echter niet uit de verf gekomen. De titel op het stofomslag wijkt af van die op de titelpagina, de noten bij hoofdstuk i hebben een genummerde onderverdeling die in de inhoudsopgave noch in de hoofdtekst is terug te vinden, maar vooral is het register summier en incompleet.
Zoiets doet wel wat af aan een boek, maar laat toch onverlet dat Verlichte verzen en kolommen inzicht biedt in een uiterst belangrijk aspect van het culturele leven van de achttiende eeuw - de rol van religie - en tevens een schat aan citaten uit contemporaine dichtbundels en tijdschriften die de meesten tegenwoordig niet gauw ter hand zouden nemen, laat staan lezen, in hun context geplaatst blijken deze teksten uiterst leesbaar en begrijpelijk. Een ‘must’ voor wie zich met het culturele leven van de achttiende eeuw bezighoudt.
anna de haas