| |
| |
| |
Hector-Jan Loreis
Brieven van G.M. Meijsing
Erwin (1975) is de eerste gtote roman van Geerten Meijsing. Hij verscheen onder het pseudoniem Joyce & Co. De roman is het eerste deel in een trilogie: in 1979 volgde Michael van Mander, in 1986 Cecilia. Erwin is bepaald geen alledaagse roman te noemen. De critici hadden het er destijds duidelijk moeilijk mee. De roman bestaat uit de papieren die het hoofdpersonage Erwin, na zijn zelfmoord, aan de zorg van zijn vriend Mick heeft toevertrouwd. De papieren, door een zekere Meijsing gevonden, bestaan uit een grote hoeveelheid fragmenten die alle bijeen een indruk geven van Erwins jeugd, zijn opvoeding, zijn toetreden tot de ‘firma’ (een letterkundig genootschap als Joyce & Co.), zijn liefde voor Martha, zijn leven in Italië, maar bovenal zijn belangstelling voor literatuur en esthetica, voor de melancholie en de schoonheid. Alles in de roman ademt literatuur. Erwin is een doolhof van verwijzingen, commentaren, polemieken, excursies en citaten, van parodie en plagiaat. ‘De humaniora worden’, aldus Komrij in een recensie, ‘compleet overhoop gehaald op een zo ambitieuze, pedante wijze als je het zelden hebt meegemaakt. Het is allemaal van een werkelijk onbeschaamde verwaandheid.’ Behalve dat bleek de roman ook nog uiterst vernuftig geconstrueerd. Zo zijn er 5 delen te onderscheiden, 10 hoofdstukken, 72 alinea's, of 24 units van elk 6000 woorden. Neemt men van elk van de 24 units de eerste letter, dan levert dit twee regels uit een vers van de middeleeuwse auteur Gottfried von Strassburg op: ‘Martha ma belle/Martha ma mie...’ Het is maar een voorbeeld: voor de goede speurder valt er nog veel meer te ontdekken.
Hector-Jan Loreis had zich gezet aan een bespreking van de roman, en raakte daarbij in correspondentie met Meijsing. Loreis hierover: ‘Eind 1975 kreeg ik een lijvig boek, getiteld Erwin ter bespreking. De vermeende auteurs noemden zichzelf Joyce & Co. Geïntrigeerd zette ik me aan de lectuur van deze roman en kwam na de laatste bladzijde tot de conclusie dat er slechts één auteur aan het werk was
| |
| |
geweest. Ik vroeg me af wie er achter het pseudoniem schuil kon gaan. Toen de uitgever me zijn adres liet weten, G.J. Meijsing, Churchilllaan 54, Haarlem, schreef ik hem een brief waarin ik mijn bewondering uitte en hem een paar technische vragen stelde die ik nodig vond opdat mijn bespreking niet op waarschijnlijk verkeerde veronderstellingen zou stoelen. Tot mijn grote verrassing antwoordde Meijsing me en zond me zijn foto, het portret van een jongeman met een pijp in zijn mond, leunend op een tafel boordevol boeken met Erwin op een stapel vóór zijn borst. Een ernstig gezicht met veel krullen op het voorhoofd. Dankzij Meijsings onthullingen werd mijn bespreking dus een vox auctoris.’
De bespreking van Erwin door Hector-Jan Loreis verscheen in Ons Erfdeel, 1976, nummer 3. De brieven die ten grondslag aan deze bespreking liggen volgen hier.
L'art, asile de l'âme, où les bonheurs rêvés,
les orgueils, les amours brèves de la jeunesse
vont se coucher, la tête en sang, les yeux crevés,
côte à côte, dans les lits blancs de la tristesse.-
georges rodenbach
Who builds on less than an immortal base,
Fond as he seems, condemns his joys to death, -
edward young
Oft bursts my song beyond the bounds of life;
What, now, but immortality can please?
edward young
Haarlem, 19 october 1975
Zeer geachte heer Loreis,
Mijn nederige dank voor Uw hartelijke brief, die ik, terugkomende uit Zwitserland, pas enkele dagen geleden in Haarlem aantrof en die zoveel meer vraagt dan ik kan beantwoorden op korte termijn en in kort bestek - Aangezien ik een zwak heb voor België en met name voor Belgische kunstenaars als Fernand Khnopff en Georges Rodenbach, doet het mij veel plezier een reactie als de Uwe te ontvangen, temeer daar in Holland mijn inspanningen ternauwernood worden geapprecieerd en de mallotigheid van de hier ten lande verschenen kritieken mij nogal verbitterd heeft, wat overigens voor mij geen reden is om niet uit alle macht door te werken aan de twee belendende delen van het drieluik, dat pas in zijn volkomenheid een helder zicht zal geven op de drie afzonderlijke delen -:
‘Sei ohne Sorgen wegen meiner Treue:/ Mich lockt ein neuer Liebesreis vergebens,/ Die ew'ge Schönheit ist das ewig Neue,’ -
Ik stuur U hierbij enige foto's, een soort bibliografietje, als ook een kritiek die met enige opduwtjes van mij door de Leidse classicus Jan-Pieter Guépin geschreven is en die, verre van volledig of correct of ideaal te zijn, misschien enige aanknopingspunten biedt - (Daarover straks meer) -
Een biografie kan weinig bijzonders laten zien: Joyce & Co (Ulysses van J.J. kwam eerstelijk in Parijs uit bij Shakespeare & Co) bestaat sinds 1969 en debuteerde met een soort onhandig tractaat ‘Nova Decadentia’ - Ofschoon wij stuk voor stuk verstokte individualisten zijn, vormt onze samenwerking een soort Academie, waarin wij in zogenaamde werkklasjes op een rhetorisch model geschoeid ons oefenen en de kennis vergaren die ons een voortzetting van de nu toch wel definitief gebroken traditie van de bel'arte schijnen - Ondergetekende, Geerten Jan Maria Meijsing is geboren op 9 augustus en vormt samen met Keith Robert Joseph Kanger Snell, geboren 18 maart 1951 daar de kern van, sinds ons beiden bleek dat scholen en universiteiten ons niet bieden konden wat wij graag wilden weten - Hendrik Willem Zeevat (20 juni 1952) en Frans Hubert Bernard Verpoorten (25 januari 1949) maken daar ook deel van uit, naast Michaël Broekhof (26 juli 1949) - Hactenus!
Tenslotte uw moeilijkste vraag: hoe ik zou willen dat Erwin besproken werd. Het is mijn overtuiging dat het boek niet beter of korter kan besproken worden dan met het schrijven van Erwin gebeurd is - Het is een onmogelijke vraag mij om integrale toelichting te verzoeken: ik zou vele malen de omvang van het boek nodig hebben daartoe een aanzet te geven - Door middel van enkele trefwoorden kan ik U hoop ik een paar hints geven: ten eerste de nummerieke structuur, waarvan de datum 5octoberl972 en het getal 24 (ze*...*finalis) de sleutel vormen; de hoofdstukindeling, het aantal pagina's, alinea's (72) en woorden (144.000) in hun preciese, symmetrische verdeling, wat kunt U daar van maken; het acrostichon en waar dit bij aansluit; de Trojaanse sagencyclus (24 boeken Ilias - Odyssee /?. 24 boeken Vergilius), (*Il*sches), de hel van Dante, de thema's van Narcissus & Ariadne en dus: het labyrinth van de geest; de canon exemplum; de rhetorica;
| |
| |
dood & isolement; statische schoonheid, de schoonheid van Solger in J.J., de sophisten contra Plato; het cynisme; de iconologie; Vasari; de symphonie fantastique van Berlioz; impotentie; reflecties: allemaal dingen die zich in een tryade pas kunnen aftekenen samen met delen II & III -Topen & tropen: bedenkt U dat van elk slot de sleutel tevens in Erwin te vinden is dat elke toegepaste techniek of truc elders in Erwin beschreven en geanalyseerd wordt in de meest compacte zin - Het mythologisch apparaat en het zogenaamde Denotatieve Pakket zijn daarbij van het grootste belang - Bekijkt U toch vooral steeds goed waarom alles zo gedaan is, waarom en hoe elk citaat een element van de architecturale structuur vormt en zoekt U naast elke gevonden betekenis nog minstens twee andere - Niets in Erwin is toevallig of zomaar -
Ik moet U eerlijk zeggen: dit stuit mij tegen de borst, ik kan het niet - U kunt nooit in één essay alles doorzichtig maken, hoogstens één detail - (bijv.: de emblemen) - Concentreert U zich op de nummerieken, of op Vergilius, of op het zeer misleidende principe van de misleiding, die de schijnbare volmaaktheid van Erwin laat zien als ontoereikend (Solger!)
Ach wat, dit heeft geen zin: úw eruditie en inventiviteit moet het doen: ik ben bereid op al Uw specifieke vragen specifieke antwoorden te geven, ik wil een en ander desnoods mondeling toelichten -
Zoals Erwin een labyrinth van de geest is en over de literaire traditie gaat, zo wordt w.i.p. ii een labyrinth van de wereld en over de schilderkunst, w.i.p. iii een labyrinth van de emoties en over de muziek -
Het spijt mij dat ik U niet beter kan helpen: dat is ook eigenlijk mijn taak niet, - maar stelt U gerust gerichte vragen, of stuurt U mij Uw ontwerp, waarop ik dan aanmerkingen kan maken -
Als U de nummerieke structuur iets uitgebreider toelicht, bent U daarin in ieder geval de eerste; afgezien van Guépin heeft er eigenlijk niemand wat zinnigs gezegd -
Mag ik U in ieder geval verzoeken om een exemplaar van Uw artikel als dit verschenen is? Ik hoop werkelijk nog meer van U te horen -
Tibj reverendo
Humillimus ego:
Geerten Jan Maria Meijsing
Aan H.J. Loreis
[...]
Haarlem, 6 november 1975
Zeer geachte Heer Loreis,
Ondankbare! Neem ik mij de moeite mijn brief met de hand te schrijven en dan durft men te klagen dat het onleesbaar is! Aangezien ik niet meer precies weer wat er in mijn brief stond, kan ik hem nu ook niet overtypen: het spijt mij, maar als U zich een beetje moeite wilt getroosten is mijn handschrift best te lezen: ik schrijf toch geen onzin!
Bijgevoegd zijn de namen van de firmanten en een paar overdrukjes; waar U zo graag de narratio in Raster wilt zien is mij niet gans duidelijk maar het zit er ook bij.
w.i.p. betekent niets anders dan Work In Progress, zijnde de werktitel van het drieluik tot de afzonderlijke delen hun namen gekregen hebben. Hoe dat nou precies zit met Erwin (ware naam: Erwin Charles David Garden) en wat hij geschreven heeft, dat kunt U uit de roman opmaken. Zoals in mijn brief staat heeft het boek 24 x 6000 = 144.000 woorden (een millegros), verdeeld over 72 alinea's. Waarom het boek V boeken, 10 hoofdstukken en 72 alinea's heeft; dat mag U ook zelf uitpuzzelen, het is werkelijk niet moeilijk. Alle reeksen in het boek hebben bijna met die 24 te maken (het alphabet). Ook de uren van het etmaal, de periode twee jaar, etc. etc. Leest U de praemissa nog maar eens. En denkt U maar eens aan de aantallen boeken van Homerus en Vergilius, die de constructie o.a. helpen dragen. Ik zou U veel van de vreugde van het ontdekken ont- | |
| |
nemen als ik dat soort dingen zelf verklapte. Erwin is het labyrinth van de geest (zoals deel II het labyrinth van de wereld wordt): vandaar het mythologisch apparaat met Ariadne en Narcissus. Al dat soort motieven zijn het sterkst geconcentreerd in de centrale hoofdstukken. De sleutel tot Catullus op de muur in het postkantoortje. De sleutel van Solger heeft U waarschijnlijk net nog kunnen lezen in mijn brief.
Ik wil niet astrant zijn, maar het valt mij zeer moeilijk zomaar de hele structuur van het boek uiteen te rafelen: begrijpt U mij niet verkeerd, ik zou niets liever willen, maar het stuit mij tegen de borst omdat het Uw werk is. Met de paar dingen die ik U gezegd heb, en dan een speurend oog, zult U al heel wat kunnen vinden.
Met dank voor Uw interesse en aandacht in ons werk groet ik U
G.M. Meijsing
Tibj reverendo
Humillimus ego
Hector Jan Loreis
[...]
Haarlem, 8 december 1975
Zeer Geachte Heer Loreis,
Mijn dank voor Uw brief van vijf december. Welneen, hoe zou ik boos op U kunnen zijn, ik die mij ten zeerste verheug in Uw belangstelling.
Natuurlijk zou ik foto's kunnen opsturen van Erwin Garden, maar een feitelijk bewijs voor zijn bestaan kan alleen een geboortebewijs of certificaat van de burgerlijke stand geven; welnu, over dat soort documenten beschik ik niet, zij interesseren mij ook niet. Ofschoon ik identiteitsmystificaties aan de hand van schimmige foto's, uitvergrotingen enzomeer erg intrigerend vind, zal ik U nu zeggen dat de oplossing van Uw probleem, dat ik overigens helemaal niet als probleem zie en waar ik ook geen probleem van probeer te maken, het probleem of Erwin Garden wel dan niet bestaan heeft, opgelost wordt in de laatste alinea van het laatste hoofdstuk van Erwin. Ondertussen is zijn bestaan, zijn tastbare werkelijkheid, zijn invloed natuurlijk werkelijk genoeg, maar Erwin is een roman en wordt dus gedefiniëerd door zijn onafhankelijkheid van wat wij de werkelijkheid plegen te noemen. Wat betreft de twee schoten: moge de onwaarschijnlijkheid garant staan voor de actuele historiciteit daarvan; niemand zou zoiets verzinnen. Ik hoop niet dat ik al te vaag ben, U moet Uw conclusies nu kunnen trekken.
Het boek van baldick over huysmans heb ik indertijd in het Engels gelezen: het was niet meer leverbaar, ik ben blij dat ik het nu kan bestellen.
Uw postscriptum heeft mij enthousiast gemaakt, een welkome afleiding in de sombere buien van dit najaar: als U vermag Erwin in het Frans te doen vertalen, zou ik U eeuwig dankbaar zijn. Eigenlijk is dat een van mijn lievelingswensen: heeft U iemand op het oog, een vertaler, een uitgever, ik ben daar verschrikkelijk benieuwd naar. Zelf ben ik bezig met keith kanger snell Erwin in het Engels te vertalen; een proefhoofdstuk en zeer beknopte synopsis zijn daartoe naar verschillende Engels uitgevers gestuurd, maar ik heb nog geen antwoord. Zonder astrant te willen wezen zou ik aan een Franse vertaling met het grootste plezier alle medewerking verlenen: zou iemand het geduld en de interesse kunnen opbrengen, rekening houdend met de canon exemplum, met de stijlvaraties, de strak gedefiniëerde effecten? Zoiets geeft mij moed om verder te weken; moed en kracht, die heb ik nodig. Laat U mij weren als U succes heeft, mijn vreugde zou geen grenzen kennen!
Geerten Maria Meijsing
Tibj reverendo
Humillimus ego. -
H.J. Loreis
[...]
Haarlem, 12 december 1975
Zeer Geachte Heer Loreis,
Ofschoon ik meende duidelijk genoeg geweest te zijn, moet ik U nu toch corrigeren: natuurlijk heeft Erwin Garden niet echt bestaan.
Ik zal met mijn medewerkers overleggen of we de door U gesuggereerde bron zullen aanboren; het zegt erg weinig dat ik nog nooit van de door U genoemde criticus of uitgeverij gehoord heb, maar ik zou bijvoorbeeeld graag willen weten wat de reikwijdte van beiden is en ik weer niet of ik blij moet zijn met Uw punt d. waarin over carte blanche en weglaten van sommige delen gesproken wordt alsof het niets is. Maar we zullen het ernstig overwegen, niets mag onbeproefd blijven! (Het lijkt mij ook niet erg pret- | |
| |
tig als Erwin door een ‘legertje’ vertalers wordt bewerkt).
Ook wij wensen U een zalig Kerstmis en gelukkig nieuwjaar, en danken U voor Uw wensen. Het spijt mij te horen dat U overspannen bent, de beste troost voor vermoeidheid van de inspanningen van de kunst (en daar houd U zich toch mee bezig), is contemplatie van dezelfde.
w.i.p. ii, heeft niet als thema de muziek (dat volgt in w.i.p. iii), maar de schilderkunst, wat de artes betreft, op de zelfde manier als Erwin de literatuur als thema had. Overigens ben ik het geheel met U eens; en Nietzsche zei: ‘tenslotte blijft ons de muziek!’
Vanzelfsprekend ben ik benieuwd naar Uw recensie en kon ik er beslag opleggen zo zou ik ook eens iets van Uw hand willen lezen.
Ondertussen echter groeit het werk mij boven het hoofd, er moet nog zoveel gebeuren, ik vrees de tijd en kom tekort alles uit te werken wat ik mij voorstel.
Tibi reverendo
Humlllimus ego,
Geerten Maria Meijsing
Hector Jan Loreis
[...]
Haarlem, 10 januari 1976
Zeer Geachte Heer Loreis
U doet mij versteld staan van het tempo en de vasthoudende belangstelling waarmee U mij interessante post doet ontvangen: onze heel hartelijke dank voor Uw roman en de opdracht daarin (ik heb het boek 's nachts achter elkaar uitgelezen; op een bepaalde manier is het heel spannend en de beschrijvingen van de Arabische wereld hebben mij een zeerst geboeid - integendeel, wij delen U sympathie met wat hier in Nederland vooral als ‘de andere kant’ moet worden aangeduid; bijzonder leuk vond ik ook de reminiscenties aan Durrell topografie; ik ben buitengewoon gesteld op Lawrence Durrell, vooral op zijn beste boek tunc, en merkwaardig genoeg ontmoet je niet vaak mensen die ervoor uitkomen dat Durrell het mooiste Engels schrijft dat heden ten dage geschreven wordt, virtuoos wat hier en daar ook de virtuoze fout van gladheid met zich meebrengt; maar alles bij elkaar een dierbaar auteur. Natuurlijk (neemt U mij niet kwalijk, natuurlijk is dat allerminst) heb ik ook bezwaren tegen Uw boek, bezwaren van het soort dat ik heb tegen jeugdwerk van mijn hand, om er een paar te noemen: harde overgangen (cut-up, fold-in), kapitalen voor nadrukkelijke gedachten, Engelse zinnen en onverwerkte songteksten (wist U bijvoorbeeld dat in Erwin van biz 201 t/m 215 de bijna complete songteksten van the Rolling Stones zijn verwerkt als kleine hommage aan een paar van deze jongens die ik wel eens ontmoet heb en waar een van ons een filmreponage over heefr gemaakt?). Maar ik heb het boek met plezier gelezen.
Vervolgens wat Uw kritiek betreft, waar ik eigenlijk niet mee te maken heb: ik ben ten zeerste gevleid, en ware het niet dat ik, met U van harte de mening ben toegedaan dat Erwin zulks toekomt, dan zou ik zeggen dat voor mij teveel eer was! Aangezien Uw kritiek verder nauwelijks aperte onwaarheden bevat, kan ik geen bezwaren hebben in die zin dat ik U zoudt willen terechtwijzen, maar ik zal deze kans niet voorbij laten gaan om hier en daar een paar kanttekeningen te maken.
blz 1; alinea 4: ‘Plagiaat...Het is een teken des
| |
| |
tijds.’ Dat het een teken des tijds is, daar heeft U wel gelijk in, maar naar ik vrees op een andere namier dan U hier bedoelt c.q. suggereert. Het woord plagiaat lijkt me ook niet ideaal, maar het is misschien de enige manier waarop wij modernen begrijpen wat in de antieke esthetiek (vooral die van de Keizertijd) en literaire theorie aemulatie genoemd werd: een teken van de tijd dus die in Erwin speciaal benadrukt wordt. (Een paar titels: carl hosis, ‘Plagiatoren und Plagiatbegriff im Altertum,’ in Neue Jahrbücher für das klassische Altertum, Geschichte und Deutsche literatur, jg 16, band 31 (1913), blz. 176-193 / aano reiff, Interpretatio, Imitatio, Aemulatio; Begriff und Vorstellung literarischer Abhängigkeit bei den Römern, Köln 1959 / j.d.p. warners, ‘Translatio - Imitatio -Aemulatio’ in De Nieuwe Taalgids, 49 (1956 blz 295, 50 (1957) 82-88, 193-201 en ook wel karl borinski, Die Antike in Poetik und Kunsttheorie von Ausgang des klassischen Altertums bis auf Goethe und Wilhelm von Humboldt, Leipzig 1914), Het fundamentele verschil dat de antieke dichtkunst van de onze scheidt is dat de antieke poëzie slechts bij hoge uitzondering een persoonlijke dichtkunst is en bovendien nooit expressief is zoals wij dat woord verstaan. Mimesis en Poiesis, dát zijn de begrippen die ons meestal de sleutel leveren. In zo'n esthetisch climaat zijn meesterwerken ontstaan als de Aneis van Vergilius en de Argonautica van Apollonius Rhodias (de véhicules voor respectievelijk Erwin en w.i.p ii). Zo'n opvatting van de literatuur is vanzelfsprekend veel meer in de zuivere schoonheid en pure
esthetiek geïnteresseerd dan de zogenaamde persoonlijke of bekentenisliteratuur. Erwin sluit wat dat betreft rechtstreeks bij de klassieke traditie aan! Als de poëzie ernstiger, serieuzer en belangwekkender is dan de geschiedschrijving, zoals een beroemde opmerking van aristoteles luidt, is dat omdat zij zich in plaats van het toevallige met het algemene bezighoudt. Tegenwoordig staat de persoonlijke poëzie in hoog aanzien, maar voor de Ouden waren persoonlijke genres als satire, epigrammatiek, brieven en elegieën een klasse van opera minora, terwijl grote werken alleen ontstonden in de tragedie-, epos-, en didactische vorm. Ongetwijfeld is het nu ook de bedoeling van de poëzie om vanuit individuele ervaringen en daarbovenuit het algemene te bereiken, maar de antieke theorie was dat je meer kans op succes had als je werkte met elementen die al uitgewerkt waren in een zo oud en vruchtbaar mogelijke traditie en zo iedere keer niet alleen de mooiste en best gebleken vormen weer opnam maar eveneens de mooiste onderwerpen en de mooiste thema's voor de poëzie. Tezelfdertijd vonden ze dat een object, hoe mooi ook, dat zich niet liet vergelijken, buiten de ware schoonheid viel, zoals een axioma dat zich niet in een systeem laat passen met alle andere axioma's helemaal geen axioma is maar pure nonsens. Volgens deze hechte esthetica, die door ons natuurlijk uit een andere en zeer specifieke invalshoek benaderd wordt, is de dichter vooral de maker van een object, houdt hij zich dus bezig met pure vormen en volgens plato in Timaeus en de Pythagoraeërs wáren vormen getallen die immers in de eerste plaats geometrische figuren uitdrukken), en gebruikt hij daarbij de stof en techniek die door hun intrinsieke kwaliteiten, het herhaald gebruik in de schoot van een lichtende traditie, zelf de stof en techniek bij uitstek geworden zijn, met de zekerste
effecten dus.
Neemt U mij niet kwalijk dat ik hier in zulke slordige bewoordingen iets dieper op ben ingegaan, maar het is een van de meest vitale punten die U aanroert. (Wij zijn bezig met een lang essay over vormen en numerieken; en tevens met een boek waarin dat geanalyseerd wordt aan de hand van de Bucolica van Vergilius). Maar laat ik niet vergeten dat U met Uw tegenstelling authentiek - inauthentiek tot een soortgelijke conclusie komt.
Het is niet zozeer het geval dat Erwin vanwege zijn mislukte driehoeksverhouding zelfmoord pleegde; eerder gaat hij ten onder aan zijn vervloekte esthetiek, maar bedenkt U wel dat de keuze van de Wagneriaanse Liebestod in feite een keuze voor de kunst is en een afzweren van de liefde. In die zin is Erwin nog tamelijk positief: hij sterft om de kunst te doen leven, w.i.p. iii zal een véél somberder conclusie hebben: dan verwerpt hij de kunst ten bate van de liefde, een bijzonder kortstondige en dodelijke keuze zonder eeuwigheid. De dichotomie van Erwin, de filosofie die de figuur Erwin G. niet overziet of kan overzien en die juist aan zijn figuur wordt aangetoond, is het tekortschieten van de kunst en de onbereikbaarheid van de schoonheid in de zin van solger.
blz 2 / alinea 1: solger: ‘Alles waarmee we hopen menselijke doeleinden voorbij te streven is ijdele en lege illusie.’ De kern van solgers philosophie is in zijn brieven en voordrachten te vinden. (Nachgelassene Schriften und Briefwechsel, 1826 en Vorlesungen über Aesthetik, herausgegeben von K.W.L. Heyse, 1829).
blz 2 / alinea 3: Let wel: de 24 tijdseenheden worden helemaal niet verdeeld in de vijf delen van een oratio; misverstanden kunnen eigenlijk niet ontstaan als de betekenis duidelijk wordt: eersr is een verdeling in vijven gemaakt (de oratio); ondergeschikt daaraan een verdeling in tienen (met romeinse cijfers aangeduid) (het tetractys); ondergeschikt daaraan
| |
| |
een verdeling in 72 alinea's: 5 X '72, 5 october 1972; de verdeling middels initialen in 24 delen wordt weliswaar tegelijkertijd, maar geheel onafhankelijk toegepast!
Of liever proust 89 t/m 115; huysmans o.m. 43 t/m 56; poe 57 t/m 70. De bladzijden die U het laatst noemt, te weten 117-129 en 323-335 hebben als canon exemplum respectievelijk rolfe en petronius. Ik neem U niet kwalijk het bij enkele voorbeelden te laten. De uitwerking is ook veel minder nadrukkelijk dan de bedoeling en dat is maar goed ook om tenminste iets van een eenheidsstijl te scheppen.
Pagina 3 / alinea 2: Vergelijk dit acrostichon nu eens met de regels op blz 7!
‘Erwin’ komt natuurlijk niet alleen van solger, ook bijvoorbeeld van leopold von andrians Der Garten der Erkentnis, etc.
pagina 3/ alinea 3: wij hebben meer gezamenlijke voorkeuren; eerst durrell en nu Pierrot le Fou, een leuke aanhaling!
(zondag 11 januari 1976)
Ik zal het hier maar bij laten nu ik merk dat mijn opmerkingen nogal gratuït klinken en niets aan Uw kritiek al of toe doen: zo is ze eigenlijk al voortreffelijk.
Ik wil natuurlijk met alle plezier Uw stuk doorsturen naar de Gids (redactiesecretariaat p/a Rudolf Geel, Wielewaallaan 16, bussum), maar weet niet zeker wat U daarmee voorheeft; misschien kunt U dat beter zelf doen, met vermelding van mijn instemming. Ik wacht in ieder geval op Uw reactie of dit de definitieve versie zal zijn en of U een speciale reden heeft mij het artikel te laten opsturen, waarna ik spoorslags tot actie over zal gaan.
Als het enigszins mogelijk is zou ik graag exemplaren van de tijdschriften of kranten ontvangen waarin Uw stuk is opgenomen. Rest mij nog U te vragen de kritieken over Erwin die U niet meer gebruikt terug te sturen, opdat ik ze weer kan gebruiken, bijvoorbeeld voor onze eventuele aanbieding aan de Editions Complexe
Wij houden contact met elkaar, maar voorlopig moet ik eerst zo hard mogelijk doorwerken om verscheidene dreigingen het hoofd te bieden.
Ik ben verschrikkelijk benieuwd wat de reacties op Uw stuk zullen zijn. Nogmaals met dank voor Uw waardering en Uw boek groet ik
Tibj reverendo
Humillimus ego,
Geerten Maria Meijsing
|
|