literatuur-ingekomen uitgaven
·Hans van Straren, Teruggevonden gesprekken met Willem Frederik Hermans. Baarn: De Prom, 2001. 80 blz.; isbn 90 6801 744 6.
In 1962 werd Hermans tweemaal uitvoerig geïnterviewd door Hans van Straten. Het duurde tot 1995 voor de bandopnamen van die gesprekken in de openbaarheid kwamen. Dat het zo lang heeft geduurd voor de gesprekken werden gepubliceerd heeft met allerlei
W.F. Hermans.
praktische bezwaren te maken. Zo tikte Van Straten de gesprekken pas na 25 jaar uit. Daarna aarzelde Hermans enorm of hij de gesprekken moest vrijgeven en na zijn dood tekende de weduwe van Hermans bezwaar aan tegen publicatie. Uit een brief van Hermans van 29 december 1961 bleek echter dat Van Straten de rechten toekwamen: ‘Het lijkt mij billijk dat jij het honorarium krijgt.’ Daarmee stond niets een uitgave destijds nog in de weg. In de reeks ‘De nieuwe Engelbewaarder’ van uitgeverij Bas Lubberhuizen verschenen de interviews toen onder de tirel
Ze zullen eikels zaaien op mijn graf. Nu is het boekje herdrukt door De Prom en voorzien van een nieuw nawoord van Hans van Straten, die in 1999 zijn omvangrijke, maar alleszins gemankeerde biografie van W.F. Hermans schreef.
eb
· Frans Heymans, Het goud van de Vlaamse letteren. 170 jaar prijzen voor de Nederlandse literatuur in België (1830-2000). Gent: Snoeck-Ducaju & zoon, 2001. 398 blz.; BEF 1800; isbn 90 5349 351 4.
Deze lijvige uitgave presenteert op overzichtelijke wijze alle informatie over bijna 800 literaire prijzen die sedert het ontstaan van België zijn uitgeschreven. Het gaat om prijzen die zijn ingesteld door de Belgische staat (vanaf 1970 de Vlaamse gemeenschap), de provincies, de gemeenten en een schier eindeloze rij particuliere instanties. Ook de Belgisch-Vlaams-Nederlandse prijzen zijn er in opgenomen. Het boek lijkt van een verpletterende volledigheid te zijn, al is er natuurlijk altijd kritiek mogelijk: zo wordt de Louis Paul Boon-prijs niet door het Boon Genootschap georganiseerd, maar door de stad Aalst. Een belangrijker mankement is het feit dat, in tegenstelling tot de overzichten die bijvoorbeeld het Letterkundig Museum in haar Jaarboek verschaft, hier de namen van de juryleden niet zijn vermeld. Daardoor zou er een nog vollediger beeld zijn ontstaan van de prijzenregen die al die jaren over Vlaanderen is neergedaald. Door de handige registers op prijswinnaars en organiserende instanties is het een vlot hanteerbaar boek geworden dat als referentiewerk zijn waarde ongetwijfeld zal bewijzen.
eb
· ‘Men moet van myn gestreken lans, een vlaggestok maken.’ Brieven van Multatuli en Tine Douwes Dekker aan de redersfamilie Smit. Amsterdam: Bas Lubberhuizen, 2001. 53 blz.; ƒ 24, 50; isbn 90 7631 470 5.
Het is een vraag die elke bezorger van brievenedities zichzelf onophoudelijk stelt: is dit alles? Het antwoord moet spijtig genoeg bijna altijd ontkennend luiden, want heel regelmatig duiken er toch nog brieven op van onze (belangrijkste) schrijvers. Recentelijk gebeurde dat nog bij Elsschot, bij Du Perron en nu ook weer bij Multatuli, wiens Volledige Werken (25 delen) in 1995 nochtans ‘voltooid’ werden geacht door het publiek. Maar kenners weten natuurlijk al lang wat de gebreken zijn van deze editie en welke gaten het zogenaamde ‘volledige werk’ bevat. In een mooi klein boekje bundelen Chantal Keysper, Dik van der Meulen, Reinder Storm en Maurits Verhoeff nu negen onbekende brieven die Multatuli in 1868 schreef aan de redersfamilie Smit en die niet in de grote Van Oorschot-uitgave zijn opgenomen. Daarnaast zijn ook zeven brieven van zijn echtgenote Evertina Huberta van Wijnbergen (Tine) uit 1870 in dit kleinood afgedrukt. In het voorwoord worden de brieven uitvoerig van commen-