vuld. Fraai zijn ook de standaarduitnodigingen van de begrafenisondernemer voor de uitvaart van P.C. Boutens, wiens naam met de hand is ingevuld - stond het budget geen gedrukte uitnodigingen toe?
En het heeft wel iets tragikomisch om te zien met welke woorden afscheid genomen werd van Adriaan van der Hoop (in een brief overigens): ‘Welke heerlijke stukken heeft hij geleverd, en wat had hij kunnen worden wanneer hij zich minder gehaast, en minder wijn of sterken dranken gebruikt had. Ik heb hem altijd als een goedhartig maar hoogst zwak en onzelfstandig mensch gekend.’
Op het onbeschofte af, althans zo komt het op mij over, zijn de condoleances die de nabestaanden van Henri Borel voor de kiezen kregen. De sentimentele schrijver, die het grootste deel van zijn leven vooral was geïnteresseerd in Oosterse filosofie en cultuur, had zich kort voor de dood blijkbaar bekeerd tot het katholicisme. Tot vreugde van Pater Hendriks: ‘Wat een heerlijke troost voor je, dat je Vader aldus de eeuwigheid inging, gekleed in de onschuld van het H. Doopsel, recht naar God!’ schreef hij dochter Machteld. En de weduwe kon het doen met de ‘groote troost, [...] weetende dat u de R.K. Kerk ook eerbiedigt, dat uw Henri in zulke gelukkige omstandigheden is overgegaan naar betere gewesten.’
De meerwaarde van de Vergeten in de slaap der eeuwen ten opzichte van de vaste tentoonstelling schuilt in dergelijke details met betrekking tot de vergeten schrijvers. Want het museum staat normaal gesproken zo veel mogelijk in het teken van de grote namen - schrijvers wier werk wel altijd levend blijft, en tijdloos. Van de namen op een erg groot deel van de kaartjes, brieven, foto's die op deze tentoonstelling liggen, is dat niet te zeggen.
Nicolaas Matsier merkte bij de opening van de tentoonstelling terecht op dat het museum iets heeft van een mausoleum: ‘een onafzienbare begraafplaats van auteurs. Met oeuvres en al, gedrukt of in handschrift, het maakt niks meer uit. Net zo min als het uitmaakt of ze in pyjama dan wel met motorhelm op begraven zijn - gelezen worden ze toch niet langer.’
Dat besef van tijdelijkheid dringt zich hier veel sterker op dan bij de vaste tentoonstelling, waarbij de namen bekender klinken dan in de opsomming waarmee Matsier verderging: ‘J.K. van Eerbeek, Elise van Calcar, W.L. Penning, S.J. van den Bergh, Arnold Ising, Maria Viola, Adriaan van der Hoop jr. - who cares? Vrijwel niemand natuurlijk en hoewel dat in potentie een droef makend besef zou kunnen zijn, heeft het ook wel iets geruststellends. Vergeten in de slaap der eeuwen is geen zware of sombere tentoonstelling, en dat aangapen van de aardse dood heeft iets vrijblijvends. Voor echt verdriet is het zeker aan te raden om even naar het kinderboekenmuseum te gaan om daar het aan de dood gewijde kamertje te bezoeken.
Nijntje huilt (uit: Dick Bruna, Lieve oma Pluis. 1996).
Nijntje was toch zo verdrietig
Nijntje had een dikke traan
Weer je waarom Nijntje huilde?
Dat soort droefenis weet de dood van Adama van Scheltema, Jacobus van Looy of Aart de Leeuw niet meer los te maken.
Vergeten in de slaap der eeuwen. Schrijvers en de dood. Letterkundig Museum. Prins Willem-Alexanderhof 5, 2595 BE Den Haag. Tot en met 18 november, maandag gesloten. www.letterkundigmuseum.nl. Ter gelegenheid van deze tentoonstelling verscheen van Sjoerd Kuyper Over de herfst, de liefde en een dode pissebed. 24 blz.; isbn 90-72731-24-7 (alleen verkrijgbaar in het museum).
bertram mourits