literatuur-signalementen
Zeeverhalen
Eeuwenlang moest de liefhebber van reisavonturen, scheepsrampen en exotische oorden beschikken over een omvangrijke bibliotheek vol reisjournalen om weg te kunnen dromen bij klapperende zeilen, huilende winden, striemende regens en brullende misthoorns op stampende en rollende schepen.
De hedendaagse lezer hoeft geen grote bibliotheek meer te bezitten als we de ondertitel van de bloemlezing zeeverhalen Bij tij en ontij geloven. Die belooft 400 jaarzeeverhalen in de Nederlandse letteren (bezorgd door Margo de Waal. Amsrerdam-Antwerpen: Uitgeverij Contact, 2000. 503 blz.; ƒ59,90; isbn 90-25497-95-0). De lezer van zestiende-, zeventiende- en achttiende-eeuwse reisavonturen komt er echter bekaaid vanaf, slechts zeven van de zesenveertig verhalen stammen uit die periode. De liefhebber van de negentiende eeuw heeft al een bredere keus. De twintigste eeuw is het best vertegenwoordigd in deze bloemlezing.
De wereldzeeën lokken de lezer. Hij waant zich een heuse pikbroek. Bij het openslaan van
Bij tij en ontij kan hij door de tijd op reis gaan, bijvoorbeeld naar Indië. Hij is er bij als het schip van Willem Bontekoe in de lucht vliegt. Hij drinkt een kopje chocolade met de zusjes Lammens, eet met Louis Couperus besuikerde grapefruit, is getuige van Ver Huells eerste zeereis, ergert zich met Arthur Ducroo, de literaire alter ego van E. du Perron, over de medepassagiers, en maakt met Rudy Kousbroek een virtuele overtocht. Met Johan Fabricius en Sybren Polet keert hij terug in de tijd als
Een navigatiekaart voor reizen over zee.
scheepsjongen van Bontekoe, of als slachtoffer van de muiterij op de
Batavia. Hij ontdekt met Jacob Roggeveen
Zuidland in P.F. Thomése's gelijknamige boek.
Hij kan zijn hart ophalen aan journalen, waarin minutieus de dagelijkse gebeurtenissen worden vastgelegd, zoals Om de noord van Gerrit van Veer, het Journael van de reis naar Zuid-Amerika van Hendrik Ottsen en het Memorandum van B.G. Baljé. Hij maakt een prauwreis door de Indische archipel met Augusta de Wit en Beb Vuyk, of blijft dicht bij huis als hij met J. Stamperius strandt op Vlieland, met Nescio wandelt op de dijk van Schellingwou, met Jef Last getuige is van de afsluiting van de Zuiderzee, met Cor Bruijn het strand jut, en met Hans Warren de februariramp in 1953 meemaakt.
De zee verzwelgt mens en boot, zoals in Heijermans' Op hoop van zegen, of Onder den Brandaris van G.F. Haspels en De laatste reis van de Nyborg van Slauerhoff. Dat weet de ware zeeliefhebber maar hij weet ook hoe ze ruikt, hoe haar luchten tinten. Gretig leest hij dan ook De kleuren van de zee van Bart Plouvier, waarin de Engelse schilder William Turner door matrozen aan de mast wordt vastgebonden om het kleurenschouwspel te observeren.
Afgezien van het eerder gememoreerde punt van kritiek is Bij tij en ontij een aantrekkelijke verzameling zeeliteratuur. Het boek bevat een korte inleiding, biografieën van de auteurs en een overzicht van de geraadpleegde bronnen. Bij tij en ontij is het nieuwe deel in de reeks waarin reeds eerder bloemlezingen van Indische, Surinaamse, joodse en Friese literatuur verschenen.
adrienne zuiderweg.