Literatuur. Jaargang 17
(2000)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 336]
| |
Luc RendersGa naar voetnoot+
| |
Het verleden als bakenDe Grote Trek van 1836 en de Boerenoorlog van 1899-1902 zijn ongetwijfeld twee van de meest cruciale episodes uit de geschiedenis van de Afrikanerstam. Beide zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en geladen met een verblindende emotionaliteit. Door het verlies van de Boerenoorlog werd het vrijheidsstreven van de Afrikaners, waarvan de Grote Trek de belichaming was, gefnuikt. De Boerennaties kwamen onder Engels gezag te staan. Aan het Afrikanervolk was een zware slag toegebracht. 4.000 Boeren stierven op het slagveld terwijl 27.000 vrouwen en kinderen van ontbering het leven lieten in de concentratiekampen. Bovendien waren de Afrikaners economisch geknauwd. Onder andere als gevolg van de tactiek van de ‘verschroeide aarde’, waarmee de Engelsen de weerstand op het platteland wilden breken, waren velen na de oorlog verplicht hun boerderijen op te geven en naar de stedelijke gebieden te trekken. Het hoeft geen betoog dat de Afrikaners zich verontrechtBritse heliografisten tijdens de Boerenoorlog
voelden. Een reactie kon dan ook niet uitblijven. De Afrikaners begonnen zich politiek, economisch en cultureel te organiseren - de oprichting van de Afrikaner-Broederbond in 1918 was hierbij van bijzonder belang - in een poging om het Engelse juk van zich af te schudden en daardoor de geleden vernederingen ongedaan te maken. Ondanks de soms erg bittere tweedracht leidde deze strategie op termijn tot de verkiezingsoverwinning van de Nasionale Party in 1948 en een halve eeuw van Afrikanerdominantie. Van verzoening tussen Afrikaners en Engelsen was er zeker in de eerste helft van de twintigste eeuw haast geen sprake. De geschiedenis van conflicten en spanningen tussen beide blanke stammen smoorde elke | |
[pagina 337]
| |
poging tot toenadering in de kiem. Loyaliteit aan het eigen volk werd als hoogste eis gesteld. In de eenakter Oorlog is oorlog uit 1927 geeft J.F.W. Grosskopf een boeiende invulling aan de gewetensstrijd die hierdoor kan ontstaan. Zelfs als twee individuen elkaar intens liefhebben, treedt het antagonisme tussen beide volkeren als spelbreker op. Zowel in het drama Donkerland (1996) van Deon Opperman als in de roman Op soek na generaal Mannetjies Mentz (1998) van Christoffel Coetzee is deze problematiek aan de orde. Voor een groot gedeelte van de twintigste eeuw fungeerden de Grote Trek en de Boerenoorlog als vaandels voor Afrikanereenheid. Ze belichaamden zowel de aspiraties van de Afrikaners als de krachten die hun streven opponeerden. Politici en literatoren dienden een gemene zaak die in een georchestreerde campagne met vuur gepropageerd werd. Ook de publicatie tussen 1934 en 1948 van een groot aantal autobiografische geschriften over de Boerenoorlog maakte deel uit van deze propagandaslag. Volgens E. Swanepoel is de strijd tussen Boeren en Britten'[...] in die Suid-Afrikaanse outobiografiese geskrif lank na die Vrede van Vereeniging voortgesit, nie alleen om by die Afrikaner die Self, afgetakel deur die genoemde oorlogsituasie, te rekonstrueer en menswaardigheid te herbevestig nie. Dit is ook gebruik om ‘n geïsoleerde en eksklusiewe Afrikaner-Nasionalistiese “ubuntu” [saamhorigheid] te skep waardeur definitiewe ideologiese oogmerke bereik moes word’. | |
De Grote TrekEen volksverhuizing landinwaarts van Afrikaanssprekende Boeten die zich aan het Britse bewind in de Kaapkolonie wilden onttrekken. De Boeren hadden het in de Kaapkolonie voortdurend aan de stok met de Britse gezagsdragers, onder andere over de vrijlating van de slaven in 1834 en de miskenning van hun taal. In 1836 vertrok een aantal trekken met ossewagens naar het Zuid-Afrikaanse binnenland. Na de onderwerping van de zwarte stammen werden twee onafhankelijke Boerenrepublieken gesticht. In 1938 had de symbolische Ossewatrek plaats die uitmondde op de hoeksteenlegging van het Voortrekkermonument in Pretoria. Hierdoor werd een sterke impuls gegeven aan het Afrikanernationalisme. De emotionele uitbarsting die gepaard ging met de eeuwfeestviering van de Grote Trek in 1938 had eenzelfde impact. In Die reise van Isobelle (1995) van Elsa Joubert wordt hiervan een levendig beeld opgehangen. Het losgeweekte enthousiasme was een voorbode van de herleving van het Afrikanervolk, die een decennium later een definitief politiek beslag kreeg. Ook na 1948 bleef het verleden een signaalfunctie uitoefenen vooral met het doel de Afrikaners binnen het nationalistische kamp te houden. Hoewel misschien minder nadrukkelijk dan te voren, figureerde de Afrikanergeschiedenis nog steeds als een lichtend baken in het literaire werk. In zijn historische tetralogie over de Grote Trek: Geknelde land (1960), Offerland (1963), Gelofteland (1966) en Bedoelde land (1968), bouwde F.A. Venter voort op en versterkte hij tegelijkertijd de algemeen gangbare geschiedenisvisie van de Afrikaners. Rudolf Dreyer is, als hoofdpersonage, de verpersoonlijking van het Afrikanervolk. Hij streeft naar vrijheid en een hem door God gegeven plaats onder de Afrikaanse zon. Dit streven kan niet gefnuikt worden in een ongelijke strijd tegen de imperialistische ambities van de onbetrouwbare Engelsen en de niets ontziende wreedaardigheid van de onbeschaafde zwarte stammen. Ondanks alle offers blijft hij rotsvast in zijn ideaal geloven, zoals de slotwoorden van Bedoelde land bevestigen: ‘[...] hy glo aan vryheid vir sy bedoelde land; hy glo dat hy nog Rudolf Dreyer is, die man war uit Winterberg weggetrek het om vry te wees.’Dat de verwezenlijking van dit absolute vrijheidsstreven onvermijdelijk gepaard gaat met zowel de verguizing van de Engelsen als het uitmoorden en de verknechting van de zwarte stammen die de expansiedrang van de trekkers tegenstaan, lijken Dreyer, en met hem F.A. Venter, totaal te ontgaan. De verschijningsperiode van de Grote Trek-cyclus viel samen met de publicatie van de eerste delen van Bolandia (1964-1985), een vijfdelige historische romanreeks van Jan Rabie. De benadering van de geschiedenis door Rabie gaat lijnrecht in tegen de aanpak van Venter. In vier van de vijf delen herinterpreteert Rabie de vroege geschiedenis van de kolonisatie aan de Kaap. Ondanks de veelvuldige sporen van Eurocentrisme die in deze romans voorkomen, is Rabie de eerste auteur die het heronderzoek van de geschiedenis van de Afrikaners bovenaan de literaire agenda plaatst. Hij wijst erop dat racistische vooroordelen schering en inslag zijn in het denken van de Afrikaners: Ons het ons geskiedenis vergeet, vergeet hoe Hollander en Hottentot in hul ontmoeting vermeng en witter en bruiner Afrikaners geword het. Ons het ons latere vrees vir die swartman onthou, en toe alle gekleurdes uit ons harte verstoot. Vooral met het bloedbad van Sharpeville in 1960 | |
[pagina 338]
| |
Vurende Boeren
werd het duidelijk dat de apartheid op steeds grotere tegenstand botste. Ook binnen de Afrikanerrangen begonnen de schrijvers zich steeds meer vragen te stellen bij de morele aanvaardbaarheid en de politieke haalbaarheid van de apartheidsideologie. Terwijl de oudere schrijvers verleden en heden in het licht zagen van de ontvoogdingsstrijd van de Afrikaners en de verwezenlijking van een nationalistisch ideaal, distantieerden de meeste jongere auteurs zich meer en meer van de geïdealiseerde en gemythologiseerde geschiedenis van hun volk. Zij waren niet langer bereid de rol van volksmenners en geschiedenisapologeten op zich te nemen. In de Afrikaanse literatuur heeft het verleden altijd een prominente plaats bekleed. Er zijn bijna geen werken te vinden waarin de geschiedenis van de Afrikaners geen rol speelt, zij het slechts door een toespeling, een terloopse verwijzing, of een attribuut: een foto, een schilderij, een memento, een boek enzovoort. De geschiedenis is het decor waartegen het leven van de Afrikaners zich afspeelt. De revisie van de geschiedenis speelt dan ook een cruciale rol in de ontmanteling van de apartheid. In het recente Afrikaanse proza en drama wordt voortdurend naar het verleden teruggegrepen. Vooral opvallend is de aandacht die naar de Boerenoorlog uitgaat. Dit is in feite erg verwonderlijk omdat de Boerenoorlog een conflict tussen Boeren en Britten is, terwijl de strijd tegen de apartheid blank en zwart tegenover elkaar stelt. Trouwens in de Boerenoorlog zijn de zwarten aan beide strijdende kampen verbonden en hebben ze de gramschap van zowel Afrikaners als Britten moeten verduren. Later vormen beide blanke groepen echter gezamenlijk politiek front zoals A.H.M. Scholtz in Vatmaar (1995), waarin heel wat aandacht naar de Boerenoorlog uitgaat, aangeeft: Hy het eers na die bok gewys en toe na die kwesmerk uit die Boere-oorlog op sy linkerarm: Hy was nie my vriend nie want hy was 'n Engelsman. Maar 'n witman, het ons dominee gesê, moet sorg vir 'n ander witman, selfs al moes ons Afrikaners so duur betaal vir ons vaderland.De vraag rijst onvermijdelijk waarom precies aan de Boerenoorlog in het hedendaagse Afrikaanse proza en drama betrekkelijk veel aandacht besteed wordt en welke invulling eraan gegeven wordt? | |
In de greep van het verledenIn de jaren onmiddellijk na de Boerenoorlog werd in de Afrikaanse literatuur vooral op het traumatiserende karakter ervan ingespeeld. Door de capitulatie kon het oorlogslijden immers niet gesublimeerd worden. Het geleden onrecht vormde de impuls tot het uitbouwen van een strategie die de Afrikaners moest toelaten op | |
[pagina 339]
| |
alle vlakken van het maatschappelijke leven een machtspositie te verwerven. Eens deze bereikt was, werd de herinnering aan de verknechting uit het verleden aangegrepen om met alle middelen het behoud van de macht te rechtvaardigen en te verdedigen. De noodzaak om de touwtjes stevig in handen te houden, ten koste van wat dan ook, werd de opeenvolgende generaties als absolute prioriteit voorgehouden. De nederlaag van de Boerenoorlog kreeg daardoor een belangrijke signaalfunctie: de Afrikaners konden niet toelaten dat iets dergelijks zich zou herhalen. Het zou tot hun ondergang kunnen leiden. Macht werd gelijkgeschakeld met overleving. Dit gold zowel voor de groep als voor het individu. | |
De BoerenoorlogDe Boerenoorlog (ook Anglo-Boerenoorlog, Tweede Vrijheidsoorlog of Zuid-Afrikaanse oorlog) begon op 11 oktober 1899 en eindigde met de Vrede van Vereeniging op 31 mei 1902. Het was een strijd tussen Groot-Brittannië en de twee onafhankelijke Boerenrepublieken, Oranje-Vrijstaat en de Zuid-Afrikaanse Republiek (Transvaal). De Boeren verloren de strijd en de beide Boerenrepublieken werden door de Britten geannexeerd. Ongeveer 80.000 Boeren stonden tegenover 500.000 Britse soldaten. In de hedendaagse Afrikaanse literatuur zorgen deze traditionele denkpatronen dikwijls voor de motorische impulsen in de tekst. In het verhaal ‘Die bruid’ (1989) van Abraham de Vries is de conservatieve levensuitkijk van Van Aard onder andere het gevolg van de beheptheid van zijn voorgeslacht met het verleden: Dit het voor sy geboorte al begin. By die foto van sy oupa se graf (en die hemp) het hy geleer wat dit beteken om 'n Afrikaner te wees. Die familie het al die jare die hemp gehou, die hemp wat sy oupa aangehad het toe die Engelse koël hom getref het. [...] Tye het verander, maar die gevóél het gebly. Om nooit weer oorheers te word nie. Om mag te hê en die mag te behou.Dit conservatisme is, samen met andere factoren, de reden voor het verraad dat Van Aard pleegt telkens als hij voelt dat zijn machtspositie bedreigd wordt. Het verhaal toont dan ook volgens E. van Heerden (1997) onder meer aan ‘[...] hoedat magsvergrype deur sekere sienings van die werklikheid ingegee kan word. As sodanig is dit 'n teks wat fel kritiek opper teen die kultuurpolitieke weefwerk wat agter Van Aard sit.’ In Die Jogger (1997) van André Brink is Kilian, een gewezen kolonel van de veiligheidspolitie, in een gesloten psychiatrische instelling opgenomen. Hij lijdt aan vervolgingswaanzin: hij meent dat de zwarte slachtoffers van zijn martelpraktijken hem naar het leven staan. Hij probeert zijn vroegere gedrag te rationaliseren door naar de geschiedenis van zijn voorvaders te verwijzen. In de Boerenoorlog werd de familieboerderij verwoest. Zijn grootvader moest een nieuw leven opbouwen; hij was verplicht in de mijnen te gaan werken en in de stad te gaan wonen. Kilian kan zich niet veroorloven het verleden te begraven. Zijn dochter waarschuwt hij als volgt: ‘Dis die een ding wat jy sal moet leer, Ilse: dis nooit verby nie. As ons dit die dag vergeet, kan hulle ons maar onder die langboompies loop inspit.’ Hij is bereid om tot de dood toe te vechten om wat hij over jaren, en de Afrikaners over eeuwen, opgebouwd hebben, te behouden. De Afrikaners hebben het land getemd en ontgonnen en daarom kunnen zij bezitrecht erop laten gelden. Een nostalgisch bezoek samen met zijn grootvader aan diens gewezen boerderij is Kilian steeds bijgebleven: zij werden toen door de nieuwe eigenaars als bedelaars behandeld. Deze vernedering wil hij niet nog eens meemaken. Kilians verhaal is terzelfder tijd dat van de Afrikaners. Tegenover de belijdenis van Kilian plaatst de zwarte verpleegster die Kilian verzorgt haar levensverhaal. Kilians gevoel van wrok is niet uniek. De Afrikaners hebben de zwarten hetzelfde onrecht aangedaan. In zijn obsessionele focus op de trauma's uit zijn eigen verleden heeft Kilian geen oog voor het lijden van de anderen. Zijn gewelddadige optreden tegen de andere bevolkingsgroepen heeft uitsluitend tot doel zijn machtspositie te behouden en zijn overleving te verzekeren. Met Kilian wordt de hele geschiedenis van de Afrikaners als een vorm van paranoia afgedaan. | |
[pagina 340]
| |
Bovendien hebben de Afrikaners door aan hun geschiedenis de status van een fetisj te verlenen zichzelf tot een willoos instrument ervan gemaakt. Met de opstand van de zwarte bevolkingsgroepen tegen de genadeloze onderdrukking door de Afrikaners herhaalt de geschiedenis zich alleen maar. Xamca, de zwarte tegenspeler van Izak Koch uit Lem (1993) van P.J. Haasbroek, motiveert zijn gewelddadige optreden tegen de blanken in de volgende woorden: ‘Al die jare van onderdrukking waarin julle ons weerloosheid uitgebuit het, gee aan ons die reg om julle in gelyke munt terug te betaal. Moenie nou kla nie.’ Na de eerste democratische verkiezingen van april 1994 zegt Kilian: ‘Die geskiedenis het my verraai.’ De rollen zijn nu volledig omgekeerd. Zijn dochter Ilse heeft met hem gebroken. Zij verwerpt zonder pardon de waarden van haar vader: ‘Alles wat Pa ooit liefgehad het - Pa se God, Pa se volk, die grond, alles - ek spoeg daarop.’ Voor haar hebben de oude waatden en de traditionele oplossingen definitief afgedaan. Uiteindelijk lijkt Kilian tot het besef te komen dat hij verkeerd was: Ek het 'n fokop gemaak. [Ik heb aales verknoeid] God, ek is jammer. Kan iemand my hoor? Maak dit nog verskil? Maar vit wat dit werd is: dis ek wat gedoen het wat ek gedoen het, en ek is jammer. Dit was nie alles met slegte bedoelings gewees nie.Is deze halfslachtige schuldbekentenis echter voldoende om verzoening mogelijk te maken? Met Die jogger duidt André Brink aan dat de trauma's die de Afrikaners uit het verleden meeslepen, geleid hebben tot de ontsporingen in het heden. Dezelfde materie vormt het onderwerp van onder andere Die verlore vader (1985) van J.C. Steyn, Die reuk van appels (1993) van Mark Behr en Slegs blankes/Whites Only (1994) van Pierre de Vos. Ook in deze werken wordt door de oudere generatie het verleden van de Afrikaners als argument gebruikt om de huidige machtspositie met alle middelen te handhaven. De Afrikaners zitten gevangen in het keurslijf van hun gemythologiseerde geschiedenis. De jongere generatie gelooft, zoals het hoofdpersonage uit Slegs blankes/Whites Only, eerst nog onvoorwaardelijk in de ideologische voorschriften van de oudere: ‘Rudolf Dreyer se storie laat my huil. Ek vee die trane af en dink, nooit weer dié ongeregtigheid nie. Soos my pa sal ek aanhou veg. Eendag sal ek hom nog wys uit watter hout ek gesny is.’ Naderhand blijkt echter de morele onhoudbaarheid van dit wereldbeeld zo onbetwist duidelijk en de hypocrisie van het apartheidsbestel zo doorzichtig dat de jongeren er in opstand tegen komen. Dit gegeven loopt als een rode draad door de hedendaagse Afrikaanse literatuur. Dat de greep van het verleden op het heden dikwijls niet zonder dramatische gevolgen blijft, wordt in de toekomstromans Na die geliefde land (1972) en Om te sterwe (1976) van Karel Schoeman scherp belicht. Het zich vastklampen aan de waarden van het verleden leidt alleen maar tot verstarring en een uitzichtloze toekomst. In beide romans valt de focus op de Afri-Concentratiekamp in Krugersdorp
| |
[pagina 341]
| |
André Brink (foto: Chris van Houts).
kanergemeenschap die met tragische consequenties het verleden ophemelt. In Om te sterwe wordt het verhaalgebeuren nadrukkelijk in verband gebracht met de Boerenoorlog. Dit parallellisme wordt doorgaans volgehouden en verleent aan het werk een bijzonder ironische inslag. Nu zijn het immers de Afrikaners die zich tegen terreuraanslagen moeten beschermen. Zij sluiten de zwarte werkkrachten van de boerderijen in concentratiekampen op en passen de strategie van de verschroeide aarde op hun eigen bezittingen toe; ook nu zijn er ‘joiners’. | |
De strijdende partijenKakies of Tommies: Britse soldaten. In de wisselwerking tussen heden en verleden wordt de kern van de roman blootgelegd. Karel Schoeman geeft aan dat de oude gewaden moeten afgelegd en het verleden moet prijsgegeven worden opdat een nieuwe toekomst zou kunnen ontluiken. Hendrik, een van de hoofdpersonages uit Om te sterwe, houdt zich trouwens alleen maar met onderzoek naar de Boerenoorlog bezig. Voor hem ligt in het verleden de sleutel tot het heden: ‘Om te verstaan wat vandag gebeur, moet mens juis die verlede verstaan: die voorgeslag is net soseer daarby betrokke as ons.’ Martha, de vrouw van Hendrik, is een van de weinige Afrikaners die beseft dat de romantisering van het verleden geen oplossing voor de huidige crisis biedt. Ze draait, zoals Carla uit Na die geliefde land, het blad van het verleden om. Beide vrouwen wijzen de traditionele Afrikanerwaarden af en kiezen voor een nieuwe identiteit die openstelling voor Afrika inhoudt. Het is dan ook geen toeval dat Om te sterwe eindigt met de vraag: ‘Who are you?’ en Na die geliefde land begint met ‘Wie is jy?’ Dezelfde vraag klinkt ook als een refrein doorheen Nag, Generaal (1991) van Reza de Wet. In zowel Om te sterwe als Na die geliefde land vestigt Schoeman de aandacht op de verantwoordelijkheid van het individu om de ideologische bagage van het verleden achter te laten. In enkele recent verschenen familiegeschiedenissen die verschillende generaties en soms zelfs eeuwen overspannen, krijgt de ideologische evolutie binnen de Afrikanergemeenschap gestalte. Dit is onder andere het geval in André Brinks Die kreef raak gewoond daaraan (1991) met een lijvige appendix waarin de geschiedenis van twaalf generaties van de Landman familie geschetst wordt, en in zijn Sandkastele (1995) dat de gemythologiseerde geschiedenis van negen vrouwengeneraties vertelt. Dezelfde opzet kenmerkt Die reise van Isobelle van Elsa Joubert en Donkerland van Deon Opperman, waarin de Boerenoorlog telkens opvallend aanwezig is. Hoewel het verleden zijn sporen heeft nagelaten, laten de nieuwe Afrikaners niet langer toe dat het heden en de toekomst door het verleden gedicteerd worden: Maar watter keuses ek ook al maak of gemaak het, ek kan nóg my geskiedenis ontken nóg die slagoffer daarvan word. 'n Nuwe begin, 'n skoon lei bestaan eenvoudig nie. Maar ook nie voorbestemming nie. Hoe seer ek ook al my betrokkenheid by alles rondom my aanvaar: ek moet steeds my eie keuses maak.Zo klinkt het uit de mond van Thomas Landman, de hoofdfiguur van Die kreef raak gewoond daaraan. De bevrijding uit de vloek van de geschiedenis wordt | |
[pagina 342]
| |
meestal slechts bereikt na een diepgaand gewetensonderzoek en het verbreken van alle familiebanden. Generatie- en gewetensconflicten zijn dan ook schering en inslag in de hedendaagse Afrikaanse literatuur. | |
De mythe doorgepriktAfstand nemen van het verleden is het resultaat van kritische bezinning over de manier waarop de Afrikaners met hun geschiedenis zijn omgegaan. Het groeiend besef dat de Afrikaners de geschiedenis gemanipuleerd hebben uitsluitend met het oog op het verwerven, verstevigen en instandhouden van hun machtspositie, lokt heel wat kritische literaire reacties uit. Een sleuteltekst in dit verband is ongetwijfeld Magersfontein, o Magersfontein! (1976) van Etienne Leroux. In deze roman beschrijft de auteur een poging door een filmcrew om de historische slag bij Magersfontein, waar een klein contingent Boeren een overgrote meerderheid Engelsen in de pan hakte, te reconstrueren. De poging om het verleden te recreëren loopt uit op een farcicale mislukking. De romanpersonages zijn op een hopeloze zoektocht naar zingeving en waarheid. Op deze wijze demonstreert Leroux dat de poging tot het herscheppen van de geschiedenis als dansen is op het slappe koord: een gevaarlijke en onzinnige bedoening. Leroux heeft het vooral gemunt op de waarop in het heden met het verleden wordt omgegaan. Het verleden zelf, in casu de slag van Magersfontein, laat hij betrekkelijk onaangetast. In tegenstelling tot Leroux' benadering wordt in het hedendaagse Afrikaanse proza het verleden zelf ontheiligd doordat de verborgen, donkere kant ervan belicht wordt. Immers alleen door de mythologisering van het verleden kon het voor ideologische doeleinden gebruikt worden. De illusie dat de Boeren een heroïsche vrijheidssen vochten in het rechts steeds aan hun kant hadden, wordt in het hedendaagse Afrikaanse proza en drama totaal ontkracht. In het toneelstuk Nag, Generaal van Reza de Wet wordt een zwaargewonde Boerengeneraal - op zich al een teken aan de wand - door zijn vrouw, Magda, in een schuur verzorgd; hun boerderij is door de Engelsen platgebrand. Magda vertelt de generaal, om hem zijn laatste illusies niet te ontnemen en zijn lijden niet nodeloos te verzwaren, dat hun zoon een heldendood gestorven is. De generaal komt er uiteindelijk achter dat zijn zoon niet aan een vijandelijke kogel maar wel aan een borstaandoening bezweken is. Zijn eer als soldaat wordt hem op die manier ontnomen. In de ogen van zijn vrouw is de generaal verantwoordelijk voor de dood van hun kind. Zij is daardoor erg verbitterd. De oorlog heeft het gezin verscheurd. Wellicht houdt de ontwikkeling van het dramatische conflict - van ontkenning tot ontdekking van de waarheid - ook een metaforische verwijzing in naar het heronderzoek naar het verleden in de hedendaagse Afrikaanse literatuur en de gevolgen ervan voor de Afrikanergemeenschap. Het verleden wordt daardoor tot de spiegel van het heden. Niet alleen over de heldhaftigheid van zijn zoon maar ook over de vechtlust van zijn commando en de oorlogssituatie zelf maakt de generaal zich begoochelingen. Terwijl hijzelf onvoorwaardelijk in een goede afloop van de oorlog blijft geloven, zijn de Boerenstrijdes volledig gedemoraliseerd omdat ze beseffen dat ze zich in een uitzichtloze positie bevinden. Alle heroïsche allure wordt aan de Boerenoorlog ontnomen; de generaal zelf gedraagt zich trouwens als een baby, een meisje. Het accent van Nag, Generaal ligt op het leed veroorzaakt door het pathetische heldenideaal van de generaal en zijn weigering om de werkelijkheid onder ogen te zien. De oorlog waarin de Boeren een hopeloze strijd tegen een almachtige vijand voeren, produceert uiteindelijk alleen maar anti-helden en verliezers aan Boetenkant. Ook het drama Donkerland van Deon Opperman belicht de interne verdeeldheid binnen de Afrikanergemeenschap met zijn joiners, hensoppers en bittereinders. Van een geïdealiseerd geschiedenisbeeld blijft er aldus weinig of niets over. Dit is ook de teneur in het verhaal ‘Die Boere van Sondagsrivier’ (1997) met als ondertitel ‘'n Boereoorlogstorie wat vir oulaas vertel moet word’ van Pieter Wagener. Het verhaal handelt over vermeend verraad binnen de eigen familie tijdens de Boerenoorlog en de vergelding die daarop zonder vorm van proces door de vader van de verteller voltrokken wordt. Ook nu gaat het om het ontrafelen van het verleden, het ontdekken van de waarheid en het blootleggen van de interne familieverscheurdheid. Binnen de context van het verhaal krijgt de titel van het boek dat de verteller uit de nalatenschap van zijn tante onrvangt, namelijk Een eeuw van onrecht, een bijzonder ironische connotatie. Een eeuw van onrecht (1899) werd door F.W. Reitz vlak voor het uitbreken van de Boerenoorlog in Nederland gepubliceerd als aanklacht tegen de aanhoudende van de Britten om de Boeren aan hun gezag te onderwerpen. Het is echter duidelijk dat in Wageners verhaal niet meer verwezen wordt naar het onrecht dat aan de Afrikaners in de negentiende eeuw is aangedaan maar wel naar de misstanden binnen de rangen van de Afrikaners. Die worden trowens als bijzonder barbaars en zelfs als bloeddorstig voorgesteld. Ook in Die onderskepper of die dorp wat op'n posseël pas (1997) van George Weideman staat het begrip ‘een eeuw van on- | |
[pagina 343]
| |
President Steyn.
recht’ centraal. Het vormt de aanzet tot het romangebeuren en wordt, zoals in ‘Die Boere van Sondagsrivier’ op het optreden van de Afrikaners van toepassing gemaakt. De totale afrekening met het oorlogsverleden gebeurt in Op soek na generaal Mannetjies Mentz van Christoffel Coetzee. De roman kleurt een witte bladzijde uit de geschiedenis van de Boerenoorlog in. Een amateur-historicus heeft de taak op zich genomen het oorlogsverleden van generaal Mannetjies Mentz te reconstrueren. Hierdoor wordt nogmaals erg nadrukkelijk op de noodzaak gewezen om vanuit het heden met onbevangenheid en doortastendheid het verleden te onderzoeken. De roman is het verslag van dit onderzoek en bestaat uit een redactionele inleiding gevolgd door drie getuigenverslagen. Gezamenlijk brengen ze een chronologisch overzicht van de oorlogsdaden van Mannetjies Mentz en van de strijders die onder zijn bevel stonden. De roman openbaart de totale ontaarding van het wraakcommando dat met uiterste wreedaardigheid zowel Engelse soldaten als hun Boerenkrijgsgevangen die de wapens wilden neerleggen, afmaakte. Van een idealistische en gerechtvaardigde oorlog is nergens sprake. Alleen de tomeloze gruweldaden van een totaal bandeloze generaal worden aan de kaak gesteld. Het fanatisme aan Boerenkant rekt de oorlog nodeloos en maakt sommige betrokkenen, zoals de matriarch van de Naudé familie, blind voor de wandaden in eigen rangen. Het gevolg is een onherstelbare breuk binnen het gezin. Coetzee toont de keerzijde van de oorlogsmedaille en maakt zowat alle heilige huisjes in verband met de Boerenoorlog met de grond gelijk. Bovendien valt de klemtoon op de interne verdeeldheid binnen de Naudé familie, zodat de strijd niet zozeer tegen de Engelsen uitgevochten maar eerder tussen de Afrikaners onderling beslecht wordt. De witte vlek is tot een van de zwartste bladzijden uit de geschiedenis van het Afrikanerdom geworden. Afgezien van de inleiding, waarin de officiële geschiedschrijving op de korrel genomen wordt, levert de redacteur-historicus geen verder commentaar. Wellicht is de belangrijkste impliciete aantijging dat het commando na de oorlog door de hoogste instanties in bescherming werd genomen en nooit is berecht. Hierdoor is het boek indirect een pleidooi om ook de misdrijven die tijdens de apartheidsjaren gepleegd zijn niet in de doofpot te stoppen. De Boerenoorlog krijgt zodoende als hedendaagse romanstof een uitermate grote relevantie. De bijtende zelfkritiek van Op soek na generaal Mannetjies Mentz maakt deel uit van het zoeken naar de waarheid. Christoffel Coetzee gebruikt in dit proces fictie als loog. Zijn zoektocht naar Mannetjies Mentz is schijngeschiedenis, want een maaksel van de auteur. Als geschiedenis is de roman verdacht, als fictie des te vernietigender. Het wijst erop dat de rol van de schrijver nog lang niet is uitgespeeld. Eenzelfde demythologisering van de geschiedenis gebeurt in Verliesfontein (1998) van Karel Schoeman. De thematische overeenkomsten tussen deze roman en Op soek na generaal Mannetjies Mentz zijn trouwens erg opvallend. Ook bij Schoeman worden de Boeren uiterst negatief voorgesteld. Op Fouriesfontein, een dorpje in de Kaap dat ze tijdelijk bezetten, verliezen ze alle gevoel voor wettelijkheid en rechtvaardigheid. Van hun machtspositie maken ze gewetenloos misbruik om zich van hun tegenstanders te ontdoen. Dat hun voornaamste slachtoffer Adam Balie is, een kleurling die tot de echte held van de roman uitgroeit, duidt ondubbelzinnig op de racistische inslag van hun optreden. Schoeman poneert dar de Boerenoorlog op de rassenverhoudingen in Zuid-Afrika een vernietigende uitwerking had. Verliesfontein brengt, zoals Op soek na generaal Mannetjies Mentz, een onthutsend correctief op de populaire voorstelling van de Boerenoorlog doordat het werk de boosheid aan de kant van de Boeren genadeloos openbaart. De Boerenmachten zijn niet langer onaantastbaar. Een radicale herschrijving | |
[pagina 344]
| |
van de geschiedenis is noodzakelijk om de al te lang verborgen kant ervan te belichten. | |
Een burgeroorlogDe debunking van het verleden in het recente Afrikaanse proza en drama is vlijmscherp en genadeloos. De schrijvers en hun personages laten zich niet meer op sleeptouw nemen door de opgeklopte emoties rond de geschiedenis van de Afrikanerstam en meer in het bijzonder rond de Boerenoorlog. Ze beseffen dat het verleden al te sterk de ideologie van de Afrikaners bepaald heeft. De traditionele waarden bieden geen antwoord op de uitdagingen van het heden. Van verzoening of het sereen afsluiten van een hoofdstuk kan dan ook geen sprake zijn. Er wordt tabula rasa gemaakt. De jongere generatie wil niet langer als de ‘kinderen van Verwoerd’ getypeerd worden. De schuld van het verleden wil ze niet langer dragen. Het generatieconflict tussen de in het verleden vastgeroeste oude garde en de beeldenstormende nieuwlichters is dan ook een prominent gegeven in de hedendaagse Afrikaanse literatuur. De deur wordt door de jongeren, en soms ook wel eens door de ouderen, op het verleden dichtgeklapt. Dit gebeurt onder andere in het verhaal ‘Dogters van Afrika’ (1993) van Elsa Joubert en in de romans Om te awol (1984) van Etienne van Heerden en Slegs blankes/Whites Only van Pierre de Vos. De hoofdfiguren willen door het verleden van zich af te schudden met een nieuwe lei beginnen. In andere werken zoals in Eben Venters Ek stamel, ek sterwe (1996) en Uitreis (1997) van Rina Sherman vluchten de hoofdpersonages uit Zuid-Afrika weg omdat ze het gewicht van de Afrikanergeschiedenis en van de apartheid niet langer kunnen dragen. Ze zweren volk en identiteit af om in het buitenland een nieuw leven te beginnen. De hedendaagse Afrikaanse literatuur waarin de Boerenoorlog verwerkt is, heeft geen therapeutische uitwerking. De emoties rond de Boerenoorlog zijn niet afgezwakt of uitgewist. De jongere generatie heeft onomwonden het ideologische ideeëngoed dat aan de Boerenoorlog kleeft, verworpen tot grote frustratie van de oudere generatie die zich daardoor volledig miskend voelt. De moeder van het hoofdpersonage uit Uitreis verwoordt haar ongenoegen in de volgende scherpe bewoordingen:Niemand praat ooit van al die Boere wat soos rotte op 'n streep gevrek het [die zoals ratten in groten getale gestorven zijn] in die konsentrasiekampe nie. Nee wat, ons is mos nou die skuim van die aarde, ons wat daai tyd die helde van die wereld was. Drie jaar lank het ons die Britse Ryk aan die draf gehou. Nou moet ons uitgeroei word.De Boerenoorlog loopt als een breuklijn door de hedendaagse Afrikaanse literatuur. Bij de jongere generatie schrijvers en hun personages geldt het afvallen van de Boerenoorlog als het belangrijkste symbool van hun afwijzing van de oudere generatie en van de ideologie van het Afrikanernationalisme. De Boerenoorlog is niet langer een strijd tussen Afrikaners en Engelsen of wordt niet aangewend om de Afrikaners ervoor te waarschuwen de gelederen te sluiten tegen het vermeende zwarte gevaar. Integendeel, de houding die in het hedendaagse proza en drama tegenover de Boerenoorlog ingenomen wordt, plaatst Afrikaners tegen Afrikaners, vaders en moeders tegen zonen en Het Voortrekkermonument te Pretoria.
| |
[pagina 345]
| |
dochters. De Boerenoorlog is, in plaats van te verenigen, nu tot de splijtzwam van het Afrikanervolk geworden. Door hun verzet tegen en hun afwijzing van het traditionele Afrikanergedachtegoed menen de schrijvers het recht aan hun kant te hebben. Openen zij daardoor de mogelijkheid van een nieuwe interpretatie van de Boerenoorlog zoals in Belemmering (1990) van Lettie Viljoen misschien wel wordt gesuggereerd? Een groep opstandelingen beraamt in deze roman de omverwerping van de regering terwijl ze in de bergen schuilen. Om de tijd te doden vertellen ze elkaar verhalen over de Boerenstrijders in de Boerenoorlog. Ze spiegelen zich aan hun heldhaftig optreden. Het is natuurlijk uitermate ironisch dat ze nu waarschijnlijk hun eigen volksgenoten bevechten. Zoals in de Boerenoorlog leveren al hun inspanningen echter niets op. Hierdoor wordt ook het optreden van de nieuwe vrijheidsvechters helemaal gerelativeerd. Hun passiviteit staat in schril contrast met de daadkrachtigheid van de Boerenstrijders. Belemmering brengt daardoor een doordringende deconstructie van macht en machtsverhoudingen. Ook in Kikoejoe (1996) van Etienne van Heerden wordt het verleden gerecupereerd. De verteller beschrijft een episode uit zijn jeugd waarin hij tegen brutaal racistisch geweld ten strijde trekt als volgt: Ons wag tot die gees in die bene is. Soos my dapper voorouers, die Rebelle, wat die knie nie voor die Britse Ryk wou buig nie, en die trekkers, wat die rug op die Hollandse bewind aan die Kaap gedraai het, lei ek die aanslag met 'n volstruisveer in my hoed.De vrijheidsstrijd van de Afrikaners wordt hier omgebogen tot een strijd om vrijheid als een algemeen menselijke waarde en als een fundamenteel recht. Met het oog op het bereiken van verzoening tussen de rassen wordt in Belemmering en Kikoejoe de apartheid bestreden. Alleen door de radicale afwijzing van de ideologie van de voorouders kunnen harmonieuze rassenverhoudingen tot stand komen. Dit impliceert de volledige verwerping van het verleden. Schrijven over de Boerenoorlog leidt niet tot verzoening tussen Afrikaners en Britten of tot een groter begrip van de onvermijdelijkheid van het ontstaan van Afrikanernationalistische reflexen na de Britse overwinning. Integendeel, de Boerenoorlog wordt volledig ontluisterd en de eruit voortspruitende ideologie totaal verguisd. Van het traditionele Afrikanerdenken wordt afstand genomen want slechts dan kan verzoening tussen de verschillende rassen in het vooruitzicht gesteld worden. De therapie ligt in de dissectie van het verleden en de ontmaskering van de voorstelling ervan als ideologie. Exclusiviteit moet plaats ruimen voor inclusiviteit. De genezing ligt in de biecht, de zuivering. Nieuwe waarden moeten de oude vervangen en de apartheidsdoctrine moet ingeruild worden voor de uitgestrekte hand. Slechts dan wordt een nieuwe roekomst mogelijk. Dit proces loopt niet van een leien dakje en brengt onvermijdelijk gewetensconflicten met zich mee. Wrok- en schuldgevoelens zijn dan ook niet uit de lucht. Toch is er geen andere uitweg. In de hedendaagse Afrikaanse literatuur heeft de Boerenoorlog een cruciale betekenis als gevolg van de plaats die eraan toegekend werd binnen de ideologie van de Afrikaners. Met het opblazen van de eenzijdige voorstelling van het verleden en het aantonen van de manipulatie ervan mer zuiver ideologische oogmerken, verliest de Boerenoorlog als propagandamiddel voor het Afrikanernationalisme elke bruikbaarheid. Van een conflict tussen twee blanke stammen wordt de Boerenoorlog de inzet van de strijd tegen de exclusief blanke aanspraken op en de blanke overheersing van Zuid-Afrika. Op deze wijze wordt de weg naar een nieuwe, van de erflast van het verleden gezuiverde, toekomst opengeschreven. | |
LiteratuuropgaveHet belangrijkste werk over de Boerenoorlog is Thomas Pakenham, The Boer War (London, 1997). Naar aanleiding van de eeuwfeestherdenking van de Boerenoorlog hebben een hele reeks geschiedkundige en literaire werken het licht gezien. Een kleine greep uit het geschiedkundige aanbod: Bill Nasson, De Boerenoorlog (Hilversum, 1999), Fransjohan Pretorius, Die Anglo-Boereoorlog (Menlopark, 1998), Karel Schoeman, Witnesses to War (Kaapstad, 1998). De literaire productie over de Boerenoorlog wordt besproken door M. van Wyk Smith, Drummer Hodge. The poetry of the Anglo-Boer war 1899-1902 (Menlopark, 1999) en Ena Jansen en Wilfred Jonckheere, Boer en Brit. Afrikaanse en Nederlandse tekste uit en om die Anglo-Boereoorlog (Menlopark, 1999). Ook literatoren laten zich niet onbetuigd. Een interessante recente publicatie is Jeanette Ferreira, Boereoorlogstories. 34 verhale oor die oorlog van 1899-1902 (Pretoria, 1998) met nieuwe verhalen van een dettigtal Afrikaanse schrijvers. De aanhalingen komen uit: André Brink, Die kreef raak gewoond daaraan (Kaapstad, 1991) en Die jogger (Kaapstad, 1997); Pierre De Vos, Slegs blankes/Whites Only (Bloemfontein, 1994); Abraham de Vries, Nag van die clown (Kaapstad, 1989); P.J. Haasbroek, Lem (Kaapstad, 1993); Jan Rabie, Ark (Kaapstad, 1977); Karel Schoeman, Na die geliefde land (Kaapstad, 1972) en Om te sterwe (Kaapstad, 1976); A.H.M. Scholtz, Vatmaar (Kaapstad, 1995); Rina Sherman, Uitreis (Kaapstad, 1997), Eduan Swanepoel, ‘Ubuntu en individualisme: enkele opmerkings oor die Suid-Afrikaanse outobiografie’, in Stilet 8:1(1996), p. 20-27; Etienne van Heerden, Kikoejoe (Kaapstad, 1996) en Postmodernisme en prosa (Kaapstad, 1997); F.A.Venter, Bedoelde land (Kaapstad, 1969); Pierer Wagener, Boereboeddhiste (Kaapstad, 1997). |
|