Literatuur. Jaargang 17
(2000)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Van de redactieGa naar voetnoot+In 1984, een tijd waarin de universitaire Neerlandistiek een nogal naar binnen gekeerde gemeenschap was, kwamen vier recent benoemde hoogleraren (Ton Anbeek, Eddy Grootes, Frits van Oostrom en Herman Pleij) uit Leiden en Amsterdam bijeen die vonden dat het allemaal anders moest. Ze besloten een nieuw tijdschrift op te richten. Het moest een tijdschrift zonder voetnoten worden, voor een ‘publiek van literatuurliefhebbers die behoefte hebben aan iets dat leesbaar is zonder oppervlakkig te zijn, en wetenschappelijk verantwoord zonder academische zwaarwichtigheid’. Niemand kon bevroeden dat deze neerlandici zouden uitgroeien tot de meest spraakmakende en productieve wetenschappers van het daaropvolgende decennium. Vijftien jaar lang zou de toen gevormde redactie (een jaar later uitgebreid met Wim van den Berg, en voor de rubrieken Gé van Bork en Piet Verkruijsse) stand houden en een populair, veelgelezen tijdschrift maken dat zich uitsluitend op de letterkunde zou richten en geen taalkundige bijdragen bood. De redacteuren zelf waren schrijvers die de kunst verstonden moeilijke materie te populariseren. De neerlandistiek werd een stuk levendiger door hun regelmatig in het tijdschrift gepubliceerde bijdragen. Wie de afgelopen jaargangen doorbladert, valt de rijkdom aan onderwerpen en standpunten op, de diversiteit van benaderingen en het gemak waarmee literatuur uit verschillende perioden wordt gepresenteerd. In het tijdschrift kwam de door Merlyn al gewenste brug tussen academie en ‘belangstellende buitenwereld’ tot stand. De artikelen zijn in vaktaal opgezet en met plezier geschreven. Het meest opmerkelijk is dat de cultuurhistorische invalshoek, die in het eerste nummer in een bescheiden Ten geleide als ‘programma’ werd geïntroduceerd, inmiddels een breed geaccepteerde en in praktijk gebrachte benadering van literatuur is geworden. De missie van de eerste redactie kan dus als geslaagd worden beschouwd. Inmiddels is er een nieuwe redactie (Odile Heynders, Johan Koppenol, Lisa Kuitert, Frans Ruiter, Frank Willaert en Frits van Oostrom, en voor de rubrieken Piet Franssen en Ellen Grabowsky) aangetreden die de traditie van Literatuur zal voortzetten. Ook wij kunnen ons vinden in het avontuur van de vaktaal zonder voetnoten, van de brede cultuurhistorische benadering die op de verschillende perioden wordt toegepast, ook wij hebben een hekel aan dogmatiek en te stellige theoretische principes. Het tijdschrift moet een blad voor liefhebbers blijven. Dat neemt niet weg dat er een aantal andere accenten zal worden gelegd. Op de eerste plaats omdat wij denken dat het publiek van het tijdschrift veranderd is. De leraar Nederlands zal zijn functie op andere wijze gaan uitvoeren nu het vak Nederlands op HAVO en VWO opgenomen is in een breder CKV-verband. Daarop reagerend zullen wij meer comparatistische bijdragen gaan publiceren die verbanden en verschillen tussen de Nederlandse en andere literaturen zullen vaststellen. En ook zullen we, meer dan tot nu toe het geval was, aandacht schenken aan de relatie tussen literatuur en andere kunstvormen. Ook de leerlingen en studenten veranderen; zij nemen een steeds meer multiculturele achtergrond met zich mee, en dat heeft een duidelijke invloed op de literatuur en literaire beleving. Juist omdat de Nederlandse bevolking diverser wordt, is het zinvol het historiserende aspect van het tijdschrift te behouden: het historisch bewustzijn kan scherper worden door literatuur uit verschillende tradities en tijden te behandelen. Verder willen we: meer debat, meer schrijvers aan het woord en meer besprekingen van actuele teksten. Dat klinkt strijdvaardig ten opzichte van de oude redactie, maar is vooral gebaseerd op het enthousiasme waarmee we van start gaan. Odile Heynders en Frans Ruiter |
|