Literatuur. Jaargang 15
(1998)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |
De recensent, ook der recensenten
| |
[pagina 223]
| |
voren vaststaande) onderwerp.’ Toch eindigt deze lange bespreking merkwaardig dubbelzinnig. De laatste alinea luidt: ‘In dit autobiografische boek is, ondanks de kwaliteiten die het heeft, de verbeelding aan banden gelegd, ten koste van een dieper inzicht in de fenomenen waarover
Een raadselachtige alinea. Wat moeten we hieruit concluderen? Dat je I.M. alleen kan waarderen als je Ischa Meijer hebt zien optreden? Dat is dan toch een nogal vernietigend oordeel over de werkelijke waarde van het boek! De laatste zin klinkt vervolgens weer vergoelijkend. Alles wat Kuipers nog met armslag bracht, wordt door Van Deel in Trouw breed uitgemeten. Ook hij vraagt zich af wat buitenlanders van het boek zouden vinden. Zijn slotalinea liegt er niet om: ‘Wat zou er van een boek als dit in vertaling overblijven, en wat zouden lezers er van vinden die niet belemmerd worden door enigerlei kennis omtrent de hoofdpersonen, die in het boek natuurlijk steevast “Connie” en “Ischa” heten. Kan de tekst het zonder deze context stellen? Waar zijn de honderdduizend mensen op uit die de komende dagen, misschien weken een exemplaar van de eerste druk gaan bemachtigen, gehoorzamend aan de hype die het boek al op voorhand is? Ze willen, vrees ik, weten hoe het nou tussen die twee types toeging, ze verlangen geen literatuur, maar werkelijkheid. Ze worden helaas op hun wenken bediend.’ Even afwijzend is het paginagrote stuk van Hans Goedkoop, waarmee het Cultureel Supplement van nrc/Algemeen Handelsblad opent: ‘Wat veelberekenend had moeten zijn blijft tweedehands en rommelig, een echte samenhang komt niet tot stand, en het gevolg is dat het hele boek ten slotte weer in al die honderden fragmenten uiteenvalt.’ Het is een recensie als deze en die van Van Deel (met wiens oordeel ik het voor de verandering een keer helemaal eens ben) die de indruk van een slechte ontvangst hebben gevestigd. En hoe zit het nu met die imaginaire buitenlanders die niets in I.M. zouden kunnen zien? Wel, zo denkbeeldig zijn die niet. Bert Vervaeck schrijft in de Vlaamse krant De Morgen: ‘De stijl is die van de Boeketreeks’ en: ‘Als filosofie het debiteren van banaliteiten is en schrijven het optekenen van banaliteiten in een taal van kale neten dan, is dit boek een filosofisch-letter-kundig werk van Connie Palmen’ enz. Het is een verontrustend teken dat critici die Ischa Meijer niet als televisiepersoonlijkheid gekend hebben of die dat niet willen laten meespelen, tot hetzelfde vernietigende oordeel komen. Maar nog veel verontrustender is dat ook de afkeurende recensenten allemaal in hetzelfde weekend hun kritiek lieten verschijnen - en daarmee ongewild een bijdrage leverden tot de indruk dat het om een Grote Literaire Gebeurtenis ging. |
|