van Achterberg, die hij in 1988 publiceerde. Net als Gerrit Achterberg bevat Slauerhoff vooral een feitenrelaas, conform de intentie van Hazeu ‘om zo min mogelijk te interpreteren (...)’ (p. 14).
Daarop wijst ook de kroniekachtige opzet, die slechts enkele malen wordt losgelaten voor korte intermezzi, bijvoorbeeld over de verhouding van Slauerhoff tot Friesland en over zijn opiumgebruik. De hoofdfiguur wordt gevolgd tijdens zijn jeugdjaren in Leeuwarden, waar hij opgroeit in een gegoed middenstandsmilieu en door zijn astmatische aanleg thuis wordt ontzien; tijdens zijn studie medicijnen in Amsterdam, waar zijn al in Leeuwarden begonnen literaire activiteiten zich uitbreiden en tijdens zijn wederwaardigheden als praktijkwaarnemer en scheepsarts, als hij eenmaal is afgestudeerd. Ondanks zijn hoekige gedrag sluit Slauerhoff diverse vriendschappen, sommige voor het leven, en oefent hij een onmiskenbare aantrekkingskracht uit op vrouwen. Zijn huwelijk met de danseres Darja Collin wordt een mislukking. Na zijn hele leven geteisterd te zijn door een abominabele gezondheid, die hem niet belette de halve wereld over te trekken en onder vaak primitieve omstandigheden zijn werk als scheepsarts te verrichten, sterft Slauerhoff op zevenen-dertigjarige leeftijd in Hilversum aan tuberculose.
Slauerhoff is voorzien van een omvangrijk notenapparaat, een literatuurlijst die, karakteristiek genoeg, slechts secundaire ritels bevat, en een tweetal bijlagen (een horoscoop van de dichter, getrokken door Rico Bulthuis en waarschijnlijk curiositeitshalve opgenomen, en een lijst van gedichten over Slauerhoff). De toevoeging van zowel een zaken- als een persoonsregister komt de hanteerbaarheid van het boek ten goede. Het fotokatern bevat behalve de voorspelbare kiekjes een tweetal naaktfoto's van Darja Collin, die in strijd met de instructies van Slauerhoff na zijn dood niet zijn vernietigd. Gezegd moet worden dat aan deze foto's meer genoegen valt te ontlenen dan aan die van de verschillende schepen waarop de dichter voer.
In zijn ‘Verantwoording’ benadrukt Hazeu het verschil tussen Slauerhoff en Achterberg, maar zijn aanpak is goeddeels gelijk. Hij presenteert een chronologisch geordende en summier becommentarieerde materiaalverzameling.
Hazeu dient geprezen te worden voor de inspanningen die hij zich heeft getroost om al bekende biografische gegevens overzichtelijk te rangschikken en daaraan nieuwe toe te voegen. Bij een weerbarsrige persoonlijkheid als Slauerhoff is het welhaast onvermijdelijk dat de biograaf een zekere partijdigheid aan de dag legt, die hem overigens niet verhindert het soms tamelijk gore antisemitisme van zijn hoofdfiguur te signaleren.
Het beeld van Slauerhoff dat uit Hazeus biografie oprijst, wijkt niet af van het gangbare. Hij was, in de woorden van Greshoff, ‘een zwervende catastrophe’, die ook zichzelf te gronde richtte. Nergens vond hij rust: op zee verlangde hij naar de huiselijke haard, maar daar beland, popelde hij om weer scheep te gaan. Een fraai detail is dar hij een rafelkleed meenam op reis, dat hij uitspreidde om aan te werken: zwerfzucht gecombineerd met huiselijkheid. Volgens zijn vriend Arthur Lehning was hij uiterst onzeker. Zijn plannen veranderden inderdaad voortdurend, waardoor hij de aanblik bood van een vat vol tegenstrijdigheden. Zo kampte hij veelvuldig met geldnood, vooral gedurende zijn verbintenis met Darja Collin, die er een uitbundig bestedingspatroon op nahield, maar na zijn dood bleek er toch een erfenis te zijn.
Slauerhoff zou nooit een biografie ten deel zijn gevallen, als hij geen literaire faam had verworven. Daarom is het teleurstellend dat Hazeu aan het literaire werk verhoudingsgewijs weinig aandacht schenkt. Bij de behandeling daarvan volgt hij per dichtbundel (c.q. prozawerk) steeds hetzelfde stramien: er wordt informatie gegeven over het ontstaan van de gedichten, en over de samenstelling en de uitgave van de bundel, waarna Hazeu enkele biografisch getinte opmerkingen maakt over het werk en afsluit met het weergeven van een aantal opinies uit de literaire kritiek. Zowel kwalitatief als kwantitatief is dit erg mager. Nergens krijgt het werk van Slauerhoff een nieuwe dimensie, hetgeen toch de rechtvaardiging moet zijn van een schrijversbiografie.
Het is jammer dat Hazeu op dit punt de lijn van zijn biografie over Achterberg heeft doorgetrokken. Evenmin als in deze levensbeschrijving geeft hij zich in Slauerhoff rekenschap van de ingewikkelde relaties die er tussen leven en literatuur kunnen bestaan. Hij beperkt zich tot het zoeken van biografische sporen in het werk en komt niet verder dan aanzetten, als het gaat om het verband tussen de thematische en formele eigenaardigheden van Slauerhoffs gedichten en verhalen enerzijds en zijn leven anderzijds. Op enkele plaatsen deinst Hazeu er zelfs niet voor terug het werk te reduceren tot biografische informatiebron. Zo zou volledige overgave aan een vrouw voor Slauerhoff pas mogelijk zijn, ‘wanneer hij het gevoel had dat alles zo