Literatuur. Jaargang 15
(1998)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Berichten uit Jakarta
| |
[pagina 25]
| |
tijdperk zonder radio, televisie of Internet zullen deze romans wellicht hetzelfde effect gehad hebben als een combinatie van Met het Oog op Morgen, Goede Tijden, Slechte Tijden en het zoekprogramma Yahoo! in Cyberspace. De romans tonen het overdag zwoegende manvolk, en hun onderwijl luierende en roddelende eega's. Maar ook het vertier in de namiddag en nacht. De heren emigreren dan naar de sociëteit, naar ‘de eeuwige brandy soda’. Maar ook zonder sociëteit, op de plantages, worden hoge alcoholpromillages genoteerd, als we Daum in Uit de suiker in de tabak (1885) mogen geloven: ‘Zo ging het de ene dag voor en de andere dag na; bijna elke avond de oude drinkgelagen, ja soms begon het reeds des morgens vroeg; het erf lag bezaaid met lege champagneflessen en ontelbaar waren de pateblikjes die men overal vond waar de slordige bedienden ze neersmeten.’ De romans schotelen het publiek in het verre Nederland verder het specifiek Indische sociale patroon voor. Met de kleine Nederlandse gemeenschap waarin iedereen elkaar goed in de gaten houdt en standsverschillen pijnlijk nauwkeurig in acht worden genomen. Hoewel ingenieur Van Brakel (uit Daums gelijknamige roman) zware speelschulden heeft, spoort hij zijn vrouw toch aan een kostbare jurk te laten maken voor het calicot(katoen-)bal: ‘Haast iedereen komt op zo'n bal in een prachtig toilet, en als er dan naieve lui zijn die wezenlijk in een katoentje komen, dan amuseren anderen zich daar kostelijk mee. Dat zijn de arme drommels, die, gelukkig dat ze eens naar een bal kunnen gaan zonder dat het wat kost, de gelegenheid met beide handen hebben aangegrepen [...] en ik zou niet willen hebben dat die dames van de handel, die toch al zo'n bluf slaan in groot toilet, jou achter haar waaiers zaten uit te lachen omdat je er waart in een katoenen jurkje.’ De populariteit van de Indische romans valt echter niet alleen toe te schrijven aan hun verstrooiend/informatieve karakter. In deze boeken gebeurde van alles wat in het nog preutse Nederland taboe was. Echtscheiding, buitenechtelijke relaties en prikkelende beschrijvingen van de erotische gevoelens van romanpersonages zijn eerder regel dan uitzondering. Om nog een voorbeeld te geven uit Daums oeuvre: in Uit de suiker in de tabak zegt hoofdpersoon James van Tuyll: ‘Hoe plechtig ik mij ook had voorgenomen als gehuwd man tevens een bijzonder ernstig man te zijn, - de werking der omgeving werd mij te machtig. De nette, fantastisch verlichte pendopo (overdekking), de agiterende muziek van de gamelan, de fraaie vormen der danseressen, het vrolijk gesprek en de verhittende wijn, dat alles deed in de frisse bergstreek en bij het schone, door het helderste maanlicht overgoten nacht, zijn werking.’ Maar ook vrouwelijke hoofdpersonen blijken over een on-negentiende-eeuws libido te beschikken. Majoor M.T.H. tekent in Baboe Dalima (1885) bijvoorbeeld een Hollandse nymfomane die haar man ‘stimulerende’ kruiden toedient. Wanneer zij de indruk heeft dat haar Chinese baboe is verkracht, wil ze absoluut alle details weten. ‘Die wild glinsterende ogen, die vooruitdringende licht trillende onderkaak, die half geopende lippen, welke de hijgende ademhaling sissend doorgang verleende, daarbij die zwoegende boezem onder de dunne en halfnatte kabaja, dat alles getuigde van hartstochten, die ongetemd loeiden.’ Tegenwoordige lezers zullen misschien forsere prikkels nodig hebben om opgewonden te raken, maar afgezien daarvan blijft het opmerkelijk dat recente publicaties replica's produceren van een honderd jaar oud clichébeeld van de Hollander in de Oost: over het paard getild, te welvarend, geïsoleerd levend van de lokale bevolking, met een stevige preoccupatie met seks en drank. Is er dan niets veranderd? Ironisch genoeg schenken de genoemde eigentijdse tijdschrift- en krantenartikelen, net als de oude Indische romans, | |
[pagina 26]
| |
weinig aandacht aan de Indonesische context. Inmiddels is in Indonesië, en met name in Jakarta, een elite ontstaan, die ook een ‘air-conditioned lifestyle’ leidt. Dat rare groepje Nederlanders of expats valt nauwelijks meer op in een stad waar ruim tien miljoen Indonesiërs wonen. En of het beeld klopt van de hossende oppervlakkige nieuwe rijken? Wie maalt er om? Honderd jaar geleden leverde de kolonie aardige literatuur op waarin een vals kijkje werd gegeven op de toenmalige elite van Batavia. Het wachten is nu op een Jakartaanse neokoloniale roman anno 2000. Maar misschien is dat niet politiek-correct. |
|