De recensent, ook der recensenten
Kannibaal of psychiater?Ga naar voetnoot+
Een jonge auteur publiceert zijn derde roman, nadat zijn vorige boeken over het algemeen goed ontvangen zijn. De roman telt maar liefst 474 bladzijden. De schrijver heeft zich eerder al laten kennen als iemand met ideeën over God en de wereld. De titel van het nieuwe boek, In Babylon, doet al vermoeden dat ook hier heel wat overhoop zal worden gehaald.
Al voor de recensent begint te lezen voelt hij dus ofwel respect ofwel enige agressie (‘teveel kapsones’) tegenover Marcel Möring. De ene criticus zoekt gebreken, de andere naar betekenis. Beide houdingen laten zich heel goed aflezen aan de twee reacties die onmiddellijk na het verschijnen van In Babylon werden gepubliceerd, allebei op vrijdag 28 februari. Alleen de opmaak al duidde aan naar welke kant het oordeel uitviel. In De Volkskrant staat de recensie van Arjan Peters onder het veel grotere stuk van hoofdrecensente Aleid Truijens over de nieuwe essaybundel van Patricia de Martelaere. Een indringende foto van deze filosofe vangt meteen de aandacht. Bij het stuk over In Babylon ontbreekt een portret van Möring. In plaats daarvan krijgen we een foto van een donker huis in winterlandschap, met een citaat eronder: ‘Wie is dan zo stapelmesjokke dat hij toch naar dat huis wil?’
De bespreking van Hans Goedkoop in nrc-Handelsblad daarentegen beslaat de hele eerste bladzij van het boekenkatern: een ereplaats, ingeruimd voor de sensaties van het jaar. Hier geen kil winterplaatje, maar een illustratie waar de vormgever erg zijn best op heeft gedaan. Mörings peinzende kopwerk prijkt tussen de brokstukken van Bruegels Toren van Babel. Ook de titel van de recensie is bestudeerd: ‘Een ontdekking van de werkelijkheid’-overduidelijk een toespeling op het opus magnum van Mulisch, waarmee Mörings roman al meteen in dezelfde eredivisie lijkt te worden geplaatst. Met één oogopslag kan de krantenlezer dus al weten hoe laat het is. (Het zijn dit soort externe gegevens die ijverige receptie-estheten wel eens vergeten: plaats, al of niet illustratie, het draagt allemaal betekenis in een boekenkatern.)
Peters laat ons dan ook niet lang in het onzekere. Het stuk begint met een beschrijving van de situatie. 15 graden vorst, zware sneeuwstorm, en toch is de hoofdpersoon op weg naar een afgelegen jachthuis: ‘de lezer moet van het begin af wel heel veel slikken om in deze opzet te geloven.’ Van het begin af- de rest is dus navenant. Het oordeel valt als een hakbijl: ‘Het staketsel rammelt.’
In deze hele recensie worden om toerbeurt twee bezwaren naar voren gebracht: In Babylon lijdt aan onwaarschijnlijkheid en Möring heeft te hoog gegrepen. Onwaarschijnlijk: ‘t Is maar een sprookje, moeten wij voortdurend vergoeilijkend denken, terwijl de ergernis over de ongerijmdheden en losse eindjes toeneemt.’ Te hoog gegrepen: ‘Möring zelf komt er niet uit, een reuzensisser als afloop van een roman die reddeloos in pretenties is gestrand.’ Dat is het dan. Vijf kolommetjes slachterswerk waarna er alleen wat losse botjes overblijven. Möring zal er niet erg gelukkig mee zijn geweest (al heeft Andreas Burnier, wier nieuwe roman in iets meer dan honderd woorden op dezelfde bladzij wordt ‘gesignaleerd’, nog meer reden tot klagen).
Hoe anders de paginagrote bespreking die Goedkoop aan hetzelfde boek wijdt. De eerste zin luidt: ‘In Babylon doet aan alles denken, de eerste tweehonderdzoveel bladzijden. Maar aan zijn eigen titel?’ Hier blijkt dan meteen een recensent aan het woord die niet meteen met het rode potlood klaarstaat, maar op zoek is: wat zou die titel toch betekenen? Waar Peters al onmiddellijk met het woord ‘onwaarschijnlijk’ schermt, herkent Goedkoop in de roman een genre, namelijk een ‘klassieke, achttiende- of negentiende-eeuwse gothic novel, daar doet het vooral aan denken’. Daarmee zijn de bezwaren van Peters in één keer buitenspel gezet. Verder heeft Goedkoop het over een ‘stuwende intrige’- een van de weinige expliciet positieve kwalificaties in een recensie die vooral een zoektocht blijkt.
Want Goedkoop blijft voortdurend op zoek naar wat Möring toch voor ogen moet hebben gestaan toen hij dit boek schreef. Zelden heb ik een literatuurcriticus zo trouwhartig naar een zin, een betekenis zien tasten. ‘Een ontdekking van de werkelijkheid, dat is geloof ik waar In Babylon uiteindelijk om draait.’ Geloof ik- dat tussenwerpsel