Literatuur. Jaargang 13
(1996)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 358]
| |
De buitenstaander
| |
[pagina 359]
| |
zijn filosofie, zelfs in Frankrijk is dat heel belangrijk tegenwoordig, reflectie op de moderne tijd. In Nederland wordt dat afgehouden en dat is jammer. Dat geldt ook voor het literatuur- en taalonderwijs, filosofie hoort daar gewoon in thuis. Kunstonderwijs zonder filosofie is geen kunstonderwijs. Filosofie is de belangrijkste zeef van de smaak; om smaak in reliëf te brengen heb je filosofie nodig. Je ziet in het literatuuronderwijs aan de universiteit dat men wel analyses geeft van teksten, dat men termen als postmodernisme en postkolonialisme gebruikt die uit Amerika over zijn komen waaien en die in Frankrijk zijn ontstaan - maar vaak weet men de filosofische oorsprong van die ideeën niet eens en dat valt te betreuren.
In Nederland wordt door studenten ook veel minder gediscussieerd over literatuur dan in Frankrijk. De Swaan vertelde eens dat hij op de Place Saint-Michel was op Nieuwjaarsavond, om één uur 's nachts, en dat jongeren daar gewoon zaten te praten over Bourdieu en zo. In Nederland is dat allemaal georganiseerd in kringetjes, in studiegroepen; het is hier echt een land van kringetjes, het is allemaal vrij gesloten, dat is het karakter van discussies hier in Nederland; in Frankrijk is men meer exhibitionistisch, het is opener. Er is ook niet zo'n verschil tussen de taal van de straat en de taal van de universiteit.
Wat ik ook jammer vind, is dat er hier heel weinig literaire programma's op de radio en op tv zijn. Een aparte zender als France Culture is ondenkbaar in Nederland. In plaats van de columns hier heb je daar urenlange gesprekken met schrijvers en filosofen, er bestaan tientallen programma's. Je had natuurlijk Adriaan van Dis en nu Michaël Zeeman, maar ik vind dat zo'n programma op prime time moet worden uitgezonden. Het zegt iets over het culturele gedrag van Nederlanders, we marginaliseren alles wat leuk is.
Het is een taak van de overheid om dit soort programma's te stimuleren, bijvoorbeeld op een aparte zender die niet afhankelijk is van de markt. Mensen worden er ook beter van als ze af en toe een boek lezen. Overal heb je tegenwoordig peperdure managementcursussen, om een voorbeeld te noemen: volgens mij is de manier waarop een schrijver met zijn personages omgaat, hoe hij de ruimte in zijn boek indeelt, de situaties en het plot behandelt, veel leerzamer dan al die cursussen bij elkaar. En veel goedkoper bovendien!
Ik ben een aanhanger van het gedachtengoed van Pierre Bourdieu. Bourdieu laat op een heel interessante manier zien hoe iedere schrijver en iedere uitgever bezig is met een vestigingsstrijd in het literaire veld. Hij laat de achterkant van het tapijt zien. Als mensen geen toegang hebben tot de literaire cultuur - en dat zijn er heel veel - komt dat, zegt hij, door hun loopbaan, door hun achtergrond, door alle drempels die er worden opgeworpen. Wat hij beoogt is het slechten van die drempels, het toegankelijker maken van het literaire erfgoed. Daarvoor is scholing ontzettend belangrijk. Dat geldt voor literatuur, maar ook voor bijvoorbeeld het museum: dat is ook nog steeds een heel elitair instituut. We weten dat je niet iedereen gelijke kansen kunt bieden: iedereen start immers ongelijk. Wat je hooguit kunt doen is die ongelijkheid enigszins vereffenen. Je kunt op scholen leuke opdrachten geven, je kunt workshops organiseren met schrijvers; je kunt ateliers bezoeken waar schilders opdrachten geven aan leerlingen, je kunt er Internet voor gebruiken. Je moet ook aanknopingspunten zien te vinden tussen Cultuur met een grote en cultuur met een kleine c. Dat is heel goed mogelijk. In Parijs rijdt er een bus van het Louvre helemaal naar de voorsteden om zelfs delinquente jongeren naar het museum te halen en zo bruggen te slaan tussen verschillende vormen van cultuur. Zo kun je ook schakels proberen te leggen tussen strips en cartoons en de Hoge Literatuur.
De traditionele vorm van literatuuronderwijs is ook van belang. Als je dat loslaat kun je spreken van een ontwortelingsoffensief op de Nederlandse literatuur. Als je de Tachtigjarige Oorlog niet kent, als je de Verklaring van de Rechten van de Mens niet kent, als je niet weet wie Herman Gorter was, kun je de hedendaagse literatuur niet goed begrijpen. De schakels met de oude literatuur moeten niet verloren gaan; ook de nieuwe spelling is wat dat betreft trouwens een slechte zaak. In Turkije | |
[pagina 360]
| |
moest iedereen onder Atatürk ineens in Latijnse letters gaan spellen en de toegang tot het hele Arabische literaire erfgoed is daar toen in één klap totaal verloren gegaan.
Kinderen moeten vooral naar mtv kijken, ze moeten met hun tijd meegaan, maar waarom zou je Bilderdijk dan niet op Internet zetten? Je moet schrijvers heractualiseren, dat heeft met inventiviteit en creativiteit te maken. Goede docenten, goede vertellers, weten ook oude schrijvers interessant te maken. Literatuur moet niet als last gepresenteerd worden, net zomin als geschiedenis; die vakken zijn van levensbelang.
Allochtone kinderen zijn Nederlanders. Alle verhalen over integratie zijn inmiddels achterhaald; we zitten in een post-integratie-tijdperk en alleen verhalen over burgerschap zijn nu belangrijk. En om het Nederlandse burgerschap te kunnen “meubileren”, zo noem ik dat maar, moet je het belang van de Nederlandse literatuur, de toegang tot het Nederlandse culturele erfgoed, heel goed in de gaten houden. De scholieren van nu, waar ze ook vandaan komen, zitten over veertig, vijftig jaar in de Kunstraad, in de gemeenteraad, en zij moeten onze musea, onze cultuur straks gaan beheren. Het zijn gewoon Nederlanders, punt uit. Ik verwacht alleen maar een geweldige interactie tussen de verschillende bevolkingsgroepen, net als met de Portugese joden in de zeventiende eeuw in Amsterdam. Neem nu bijvoorbeeld Hafid Bouazza; toen iemand hem vroeg of hij een allochtone schrijver was, zei hij “Nee, want ik schrijf niet in het Allochtoons”. Dat vind ik schitterend, zo'n antwoord. Net alsof Turken en Marokkanen ergens anders zijn, buiten de ruimte staan, buiten de tijd. Juist dankzij al die buitenlanders krijgt de Nederlandse literatuur misschien wel een enorme verspreiding in het buitenland. Misschien wordt Herman Gorter straks wel in het Turks en in het Marokkaans gelezen, in het Senegalees, wie weet. Nederland moet kosmopolitisch zijn, moet universalistisch zijn, maar dat kleine beetje identiteit, dat kleine beetje geschiedenis moeten we bewaren, want dan krijg je de leukste intercreatie. Daar is de taal ook heel belangrijk voor. We moeten toe naar een neerlandofone literatuur, net zoals er een francofone literatuur bestaat. De beste Franse schrijvers en denkers zijn geboren in Algerije - denk aan Camus, aan Derrida; ik hoop dat we in Nederland ook naar zo'n situatie toegaan.’
Wardy Poelstra |
|