Literatuur. Jaargang 13
(1996)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 350]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naar aanleiding van Mulisch' De oer-aanslag; 1953-1995
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De scène met de anti-kernwapen-demonstratie uit Fons Rademakers' verfilming van De aanslag
Bij deze beschrijving van de geboorte van De aanslag uit De ontdekking van Moskou via de novelle As (en min of meer bij wat Mulisch aan Knack en de Haagse Post vertelde in respectievelijk 1985 en 1978) sluit de ‘Korte oriëntatie’ aan die Mulisch aan De oer-aanslag laat voorafgaan. Zij het dat de termijn waarin hij vanaf 1964 aan het onvoltooide manuscript van De ontdekking van Moskou heeft gewerkt, is gegroeid tot ‘twee jaar’ en Mulisch nu kan meedelen dat het manuscript ‘nog in 1990 aanzienlijke fragmenten moest afstaan aan de novelle Voorval’. Dit is merkwaardig, want deze novelle verscheen een jaar eerder en wel in maart 1989. Nog merkwaardiger is dat de uitgeverij het onjuiste jaartal een tweede maal ongecorrigeerd liet. Later in 1995 verscheen namelijk de bundel Bij gelegenheid, waarin de ‘Korte oriëntatie’ ongewijzigd werd opgenomen. Mulisch deelt in deze oriëntatie ook de exacte datum mee waarop hij operatief ingreep, 21 januari 1982: Ik nam een stanleymes en sneed de negenentwintig pagina's uit het dikke, folio-notulenboek, waarin ik werkte.Deze opmerking is eveneens merkwaardig. Het lijkt er namelijk sterk op dat Mulisch nog een fase verder aan De ontdekking van Moskou heeft gewerkt dan het onderhavige handschrift. In het zesde nummer van Literatuur in 1987 liet E.G.H.J. Kuipers bij een artikel over het ongepubliceerde werk van Mulisch een foto afdrukken van een pagina uit het manuscript van De ontdekking van Moskou. Het is een getypte pagina (83), voorzien van handgeschreven aantekeningen. Significante verschillen met de corresponderende bladzijde 108 in het handschrift zijn er niet; Moskou-details bijvoorbeeld zijn nog niet verdwenen. Is het verhaal over dokter Mulisch als Jack the Ripper van zijn eigen werk een dramatische overdrijving? In ieder geval kunnen we nu die verwijderde handschriftpagina's bekijken. Ze zijn niet alleen aan de voorkant, maar ook aan de achterkant beschreven. Daar heeft Mulisch behalve aanvullingen op de tekst van zijn manuscript ook invallen en krabbels genoteerd; hij heeft zelfs een tekening van een carbidlamp gemaakt). Hoe verhoudt zich het fragment De oer-aanslag nu precies tot de roman De aanslag en tot eerder en later werk van Mulisch? En wat is de plaats van het hele Aanslag-project in het oeuvre? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
WortelsDe aanslag is een roman waarin een alwetende verteller verhaalt over de Haarlemse jongen Anton Steenwijk, die zijn ouders en broer begin 1945 aan de Duitse bezetter verliest, in de cel een geheimzinnige verzetsstrijdster ontmoet, opgroeit bij een oom en tante in Amsterdam, in 1952 even terugkeert in Haarlem, in 1956 van nabij de anticommunistische furie in Amsterdam meemaakt, anesthesist wordt, trouwt met de dochter van een verzetsfiguur en op zijn beurt met haar een dochter krijgt, in 1966 bij een begrafenis van een bekende verzetsveteraan de geliefde en medestrijder van het meisje uit de oorlog ontmoet en verneemt dat zij kort na de ontmoeting is gefusilleerd. Hij hertrouwt, krijgt een zoon en neemt ten slotte in november 1981 deel aan de grote anti-kernwapen-demonstratie in Amsterdam, aanvankelijk slechts omdat zijn tandarts hem daartoe preste, later met steeds meer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
enthousiasme. In de demonstratie ontmoet hij een verpleegster, een vroeger buurmeisje uit Haarlem, die hem eindelijk de ware toedracht onthult over de omstandigheden waaronder zijn ouders en broer zijn omgekomen. Deze samenvatting laat al direct zien in welke opzichten De oer-aanslag van de roman verschilt. Zou De aanslag chronologisch worden opgebouwd met episoden die in 1945, 1952, 1956, 1966 en 1981 spelen, in het fragment was de volgorde nog anders. Het begint namelijk met de anti-kernwapendemonstratie van november 1981, dan komen de cruciale gebeurtenissen in de hongerwinter en het besluit met de begrafenis van de bekende verzetsfiguur in 1966.
Met de eerste persoon singularis die Mulisch in het fragment, anders dan in De aanslag, hanteert, sluit hij nog aan bij De ontdekking van Moskou. Dat aansluiten kan bijna letterlijk worden opgevat: eindigde de voorpublikatie van deze roman in 1965 met de hevige kiespijn van de verteller, De oer-aanslag begint juist daarmee. Hoofdpersoon is de schrijver uit die voorpublikatie. Hij heeft nu weliswaar een dochter en een echtgenote (en zelfs schoonouders), maar hij is nog steeds in de expeditie naar Moskou en bisschop Cusanus geïnteresseerd. Deze (naamloze) verteller blijkt een minder onopvallend personage dan de brave anesthesist Anton Steenwijk. Hij publiceerde tien jaar na de oorlog ‘een bekroonde roman’, heet het in De oer-aanslag. In 1966 gaat het hem naar den vleze; hij heeft veel verdiend aan jubileumboeken en rijdt in een Jaguar. De Ed Hoornik-achtige auteur die in 1966 bij de begrafenis aanwezig was, is zijn vriend. Deze verteller is meer bij de anti-kernwapendemonstratie van 1981 betrokken dan verteller en hoofdpersoon in De aanslag. Dat blijkt op verschillende niveaus. Zo komen de antileuzen uit De oer-aanslag - ‘Alleen Jezus geeft vrede’ en ‘Wie demonstreert er in Moskou’ - niet meer letterlijk voor in de roman. Wel het ‘mockba’, dat toch een echo bevat voor degenen die de voorpublikatie van De ontdekking van Moskou kennen. Wanneer in het fragment de verteller opeens een bord ziet met JOB: HIER ZIJN ZE lezen we: Ik geloof dat mijn ogen toen vochtig werden van ontroeringVergelijkbaar is een andere observatie uit De oer-aanslag: Ik kreeg het gevoel, of niet alleen de mensheid, maar de hele mensensoort demonstreerde, homo sapiens sapiens: een eindeloze stroom door duizend eeuwen.Een andere verdwenen passage die duidt op de politieke betrokkenheid van de verteller is die na de begrafenis, waarin hij ‘een vreemdsoortig zoet en veilig gevoel’ kreeg ‘tussen een paar van de meest gezochte killers en bij verstek ter dood veroordeelden’ uit het verzet. Dateert De oer-aanslag uit de winter van 1981-1982 (en voor een deel misschien uit 1964?), de oudste wortels van het Aanslag-project liggen in 1953. De grote indruk die de fusillade van een aantal Haarlemmers in maart 1945 op Mulisch had gemaakt, blijkt al uit het van 1953 daterende titelstuk in de bundel Paniek der onschuld (1979). Hierin spreekt hij ook al zijn bewondering voor Volg het spoor terug van J.B. Charles. In De oer-aanslag wordt verteld hoe de broer van de verteller op een avond in de hongerwinter zijn tijd doodt door een dik boek over te schrijven in blocnotes. Dit detail zou De aanslag niet halen. Deze zinloos lijkende bezigheid was echter al bekend uit De toekomst van gisteren (1972), waar Mulisch vertelt hoe hij tijdens de hongerwinter boeken overschreef in blocnotes (pp. 129-130): Wat mij bezielde weet ik niet, maar tijdens de hongerwinter heb ik die folianten [duitse werken over chemie uit de bibliotheek van het Teylers Museum uit Haarlem; AHdB] van meer dan duizend bladzijden van a tot z met de hand overgeschreven. Dat heeft mij er denkelijk doorheen geholpen. Van 's morgens tot 's avond werkte ik er aan, met meer furie ongetwijfeld dan destijds de auteur, wiens naam mij is ontschoten. De bloknoots, die mijn vader mij leverde (evenals de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
inkt: allemaal van Loppmann-Rosenthal), stapelden zich op, - en ook 's nachts, wanneer ik wakker werd van het afweergeschut en uit mijn raam hing om naar het zachte ronken van de bommenwerpers te luisteren, die Berlijn in de puree gingen gooien, en wanneer de zoeklichten langzaam door de winterhemel zwaaiden, waaruit nu en dan een strook zilverpapier gedwarreld kwam, waarmee de machines de duitse radar verwarden, dacht ik aan mijn boek. Ik kon er alleen overdag aan werken, want er waren geen kaarsen meer, en ook de stinkende, zinken carbidlamp had zich bij de zinloze voorwerpen in huis gevoegd. Door vitaminegebrek had ik scheurtjes in mijn mondhoeken; omdat een zweer aan mijn teen niet wilde genezen, had ik een stuk uit mijn schoen moeten knippen.De carbidlamp komt al in De oer-aanslag voor; de gezwollen teen en de aanpassing van de schoen niet. Maar bij de broer van Anton Steenwijk in De aanslag komen beide voor. De broer in het fragment en de roman is vrijwel even oud als Mulisch destijds. Van het bezoek dat Anton met zijn dochter Sandra brengt aan de woning die op de plaats van zijn ouderlijk huis staat (met de televisiekijkende kinderen), bestaat een voorafschaduwing in Mijn getijdenboek (1975, p. 43): In gezelschap van mijn moeder heb ik een paar jaar geleden het huis nog eens bezocht. Veel was vertimmerd, op de grond lagen kleine kinderen naar de televisie te kijken. Maar toen ik binnen was, was het het enige huis op aarde, dat ik even vaak was uitgegaan als ingegaan.Interessant is dat elementen uit het Ontdekking van Moskou-project soms niet in het fragment, maar later wel in De aanslag zijn beland. De kruidnagel als remedie tegen de kiespijn bijvoorbeeld. Mulisch' plastische beschrijving in de roman van een groep demonstranten die zich heeft uitgedost als pestlijders, zou heel wel kunnen aansluiten bij de middeleeuwse laag in het Moskou-project. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TakkenIn De aanslag heet de dode collaborateur die voor de woning van Anton Steenwijk ligt, Fake Ploeg. Deze naam verwijst naar Fake Krist, op wie 25 oktober 1944 inderdaad een dergelijke aanslag is gepleegd. De naam van de geliquideerde collaborateur in De oer-aanslag is echter Nederkoorn. Deze naam komt nog tweemaal voor in het oeuvre van Mulisch. Nederkoorn is in De ontdekking van de hemel (1992) de ‘cipier’, die in dienst van de nieuwe eigenaar de andere bewoners uit het kasteeltje moet pesten, onder wie de belangrijke personages Max, Sophia en Quinten. Deze Nederkoorn is een boomlange man met een herdershond, die rijlaarzen draagt. Het is duidelijk dat hij associaties opwekt met een kampbeul en bovendien maakt hij antisemitische opmerkingen bij de dood van Max. Behalve in de fictie bestaat er ook een Nederkoorn in de werkelijkheid van Mulisch. In ‘Woord/moord’ uit debundel Bij gelegenheid (1995) vertelt Mulisch over geüniformeerde Haarlemmer wa-mannen die hij in 1937 met zijn vriendjes door een schutting beloerde. De commando's kwamen uit de mond van Nederkoorn: ‘een reusachtige man, bijkans twee meter lang’. Tijdens de bezetting was Nederkoorn ‘Heerbanleider’ van Haarlem. In maart 1943 werd er een aanslag op hem gepleegd, die hij overleefde (...) Hij werd toen naar huis gebracht door een zekere Fake Krist, hoofdwachtmeester bij de politie, die zelf in de herfst van 1944 onfortuinlijker was en een aanslag niet overleefde - waarna er huizen van omwonenden in brand werden gestoken en gijzelaars gefusilleerd. In de winter van 1943-1944 voerde Mulisch met een vriendje een subversieve conversatie in een tramhuisje en ontdekte hij dat Nederkoorn achter hen stond. Hij trok zijn vriendje uit het hokje: ‘Rennen. Zo hard je kunt!’ Een andere vertakking van het Aanslag-project en bovendien een voorbeeld van een grotere betrokkenheid bij de demonstratie in het fragment is de vrij lange passage met het betoog van de tandarts over diens bekering tot anti-kruisrakettenstandpunt, dat hij onderweg tegen de verteller afsteekt: Nu deden politici, militairen en journalisten sinds jaar en dag niets anders dan optellen en vergelijken: de russen hadden zo en zoveel kernraketten, zij zo en zoveel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoals gezegd zou dit betoog niet in De aanslag worden opgenomen, maar het lijkt er sterk op dat Mulisch deze passage later heeft gebruikt in Aan het woord (1986) waar in de toespraak ‘Wij uiten wat wij voelen, niet wat past’ een vergelijkbare tirade voorkomt over het absurde, kinderachtige tellen van het aantal keren dat het Westen en de Russen elkaar kunnen vernietigen (p. 76): Op een vergelijkbare manier heeft de zogenaamde ‘bewapeningswedloop’ zich al geruime tijd ontpopt als een kankergezwel, dat woekert in het lichaam van de mensheid, gevoed door redeneringen op het peil van zestienjarigen: - als zij dat...dan wij dit...maar als zij dan dat...dan wij natuurlijk dit...mits zij dat...zodat zij dat...want als dit...dan dat...dus: meer, meer, meer!Interessant is dat het vervolg van deze passage uit Aan het woord vrijwel letterlijk voorkomt in zowel De oer-aanslag als De aanslag: Toch ben ik ook door de amerikanen bevrijd, dat weet ik, maar ook door de russen. Dat ben ik even min van plan te vergeten.Het is de opinie van de communist Jelger (De oer-aanslag), respectievelijk Jaap (De aanslag) tijdens het debat na de begrafenis van de verzetsman. De afschrikwekkende kreet die rondgaat tijdens de kruisrakettendemonstratie is in De aanslag terechtgekomen, maar werd ook het onderwerp van de vierde meditatie in ‘De neus van Cleopatra’ uit De zuilen van Hercules (1990, dateert uit 1989, p. 136): De KREET verscheen voor het eerst toen ik zelf ongeveer halverwege was, langzaam voortwandelend op de Rozengracht. De KREET kwam van achteren en naderde in de gestalte van een afschuwelijke angstschreeuw; toen hij mij had ingehaald, schreeuwde ook ik, maar lachend, net als iedereen. Even later was hij gepasseerd en verdween in de verte. Na een minuut of vijf kwam hij er weer aan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZaandamDat de verteller van De oer-aanslag op bezoek gaat bij mevrouw Cusanus in Zaandam, behoort duidelijk tot de sfeer van De ontdekking van Moskou. Zij heeft immers de achternaam van de bisschop uit Wenen. Is zij werkelijk een nazaat (wat nogal gecompliceerd is bij een celibataire bisschop)? Heeft het bezoek te maken met Peter de Grote? Er is namelijk een aantekening over deze tsaar in het fragment (verso bladzijde 106) en aan de Zaanse Krimp waar het ouderlijk huis van de verteller stond, bevindt zich ook het Tsaar Peterhuisje. Het korte bezoek van de schepenbouwende vorst aan Zaandam zou ook verantwoordelijk kunnen zijn voor het motief van het scheepje in de fles. De vader van de verteller had zo'n scheepje gemaakt en repeteert ‘sinds een uur (...) de beslissende gebeurtenis’ om masten en tuigage omhoog te trekken. Dan weerklinken er zes knallen: een beslissende gebeurtenis die verhindert dat het scheepje wordt voltooid. Dit motief heeft Mulisch in De aanslag vervangen door dat van de dobbelsteen. Waarom hebben deze fatale gebeurtenissen in het fragment te Zaandam plaats en niet te Haarlem zoals in De aanslag? De Zaandam-connectie in De oer-aanslag zou nog op iets anders kunnen duiden dan een willekeurige verwisseling van plaats. Zoals Heerze, maar vooral De Rover heeft aangegeven, heeft Mulisch voor zijn personage Truus Coster veel details ontleend aan de historische figuur Hannie Schaft. Er zijn echter grote verschillen tussen fictie en werkelijkheid. Nog groter zijn de verschillen tussen Hannie Schafts partner Jan Bonekamp en Mulisch' creatie Cor Takes uit De aanslag. Bonekamp, een trigger-happy verzetsman met vrouw en kind, had in Velsen en Beverwijk een serie aanslagen gepleegd op nsb'ers en collaborerende politiemannen, voor hij zijn terrein naar Heemstede verlegde om met Hannie Schaft de banketbakker Piet Faber te liquideren. Op 22 juni 1944 kwam hij om het leven nadat hij met haar politiekapitein Ragut uit Zaandam had geliquideerd. Ragut kon nog terugschieten, net als Fake Ploeg nog op Truus Coster kon schieten in De aanslag. En ook Hannie Schaft werd bij een aanslag (in het voorjaar van 1944; evenmin dodelijk) gewond. Had Mulisch deze situatie en de Zaankanter Ragut in gedachten toen hij aan De oer-aanslag werkte? Het spel met data en personen is toch al gecompliceerd: op 25 oktober 1944 lag Hannie Schaft met Truus Oversteegen op de loer om Fake Krist te doden, maar een politieverzetsgroep is hen net voor en schiet hem van zijn fiets. De aanslag vindt in de roman plaats in januari 1945, maar de datum waarop Truus Coster door de bezetter werd terechtgesteld, is dezelfde als bij Hannie Schaft: 17 april 1945 (haar arrestatie, niet na een aanslag, maar voor het bezit van verzetskranten, vond plaats op 21 maart). Is hier sprake van een spel met de tijd, éénmaal heeft Mulisch in De aanslag een duidelijke fout uit De oer-aanslag moeten herstellen. Die fout geldt de datum waarop de toenmalige kroonprinses in het huwelijk trad met de heer Van Amsberg, een gebeurtenis waarnaar wordt verwezen in het gesprek na de begrafenis van de verzetsfiguur. H.M. van Randwijk (auteur van de in het fragment en de roman geciteerde en aan de overleden ‘Sjoerd’ toegeschreven dichtregels) werd op 17 mei in Purmerend begraven. In De aanslag is dat ‘begin juni’, ‘in een dorp ten noorden van Amsterdam’, in De oer-aanslag wordt geen nadere bepaling gegeven dan ‘1966 (..) te Landsmeer’ en dat er sprake is van een ‘warme zon’. In deze zomerse omstandigheden voorspelt het personage Karel het volgende: ‘Moet je overigens opletten (...) wat dat grauwe volk achter de hekken in juni gaat doen, bij het huwelijk van Beatrix.’ Maar het huwelijk van de toenmalige kroonprinses en de heer Van Amsberg werd voltrokken op 10 maart 1966. In De aanslag heeft Mulisch deze omissie hersteld en laat hij de verzetsveteraan Henk achteraf reageren op de provoactiviteiten. Dat werkt ook dramatisch veel sterker. Het zou kunnen zijn dat Mulisch bij het schrijven van het fragment dacht aan de datum van 14 juni 1966, toen er een oproer in Amsterdam ontstond dat uiteindelijk leidde tot het aftreden van de hoofdcommissaris en de val van de burgemeester. Zie hiervoor het interview van Elsbeth Etty met Mulisch, nrc Handelsblad, 13 juni 1991. Het spel met personages levert in De oer-aanslag een intrigerende figuur op, de geheimzinnige vrouw die de hoofdpersoon tijdens de begrafenis in 1966 ziet. In De aanslag vervult zij de rol van red herring, maar in het fragment is haar rol nog niet duidelijk; in een aantekening (verso pagina 122) noteert Mulisch: Vrouw: maîtresse in jaren vijftig: niets met oorlog te maken: hoofdverpleegsterBij dit laatste beroep denken we onmiddellijk aan Steenwijks voormalige buurmeisje (in De oer-aanslag komt zij nog niet voor). Maar die kan het niet zijn, want haar zou hij hebben herkend. Evenmin kan het gaan om het meisje dat Anton in de cel ontmoette, want zij is immers in 1945 door de bezetters geëxecuteerd. Hoewel...voor sommige lezers van de roman kan het wel degelijk om de verzetstrijdster gaan. De scholieren bijvoorbeeld die De aanslag lezen zonder de gedetailleerde kennis van de geschiedenis van Hannie Schaft en/of Ben Verbongs film Het meisje met de rode haren die een jaar voor de verschijning van de roman zijn première beleefde. Zij moeten de grote schok met het personage Anton Steenwijk hebben gedeeld, als deze in 1966 van Cor Takes verneemt dat zijn celgenote in 1945 al dood was. Voor de ingevoerde lezer waren de verwijzingen naar Hannie Schaft van het begin af aan duidelijk (in De oer-aanslag draagt de vrouw bovendien een bril). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NamenOpvallend in het fragment is dat de verzetsstrijdster nog geen naam heeft, net als het merendeel van de andere personages. In De aanslag zou niet alleen de hoofdpersoon een naam krijgen, maar ook zijn ouders, broer, schoonvader, vrouwen, kinderen, buren, vrienden, vriendelijke Duitser, oom en zoals ik al aangaf, ook het meisje in de cel en haar vriend. In De oer-aanslag blijven de personages | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naamloos, uitgezonderd de dode politieman Nederkoorn en de vier verzetsveteranen (overigens onder hun voormalige schuilnaam) Karel, Gerben, Jelger en Sjoerd. Dat betekent niet dat Mulisch bij het schrijven van het fragment nog niet over namen heeft nagedacht. In zijn aantekeningen zien we een hele serie.
Al bij de besprekingen van De aanslag in 1982 werden door recensenten diverse personages verbonden met personen uit de werkelijkheid: auteur Hoornik, ex-communist Wagenaar, minister Smallenbroek en uitgever Bakker. De Rover drukt in zijn monografie over De aanslag ook een pagina af uit het manuscript van de roman, waarin de namen van het monument in Haarlem uit De aanslag voorafgaan van de werkelijke; bijvoorbeeld H.H.C Coster > G. Takes. Hoogstmerkwaardig is dat Van Randwijk hier aan de tafel zit. De aanleiding betrof immers zijn begrafenis en zijn dichtregels worden geciteerd. W.L. Brugsma is niet verder gekomen dan het stadium van de notities; A.J. Noëlle de Gaulle, auteur van de destijds populaire roman Carnaval der desperado's (1948), evenmin. De werkelijke naam van deze ex-verzetsman was overigens K. de Graaf. Dit besef doet de lezer een beetje duizelen. De Graaff is in De aanslag immers de achternaam van de schoonvader van Anton Steenwijk. Het kan niet op: ook een van de collaborateurs op wie Jan Bonekamp jacht maakte, heette De Graaff. Uiteraard was Mulisch bij het schrijven van deze feiten op de hoogte. Zelf meende ik destijds dat de uitgever en verzetsveteraan naar Geert Lubberhuizen was geboetseerd; dat lijkt me met de verschijning van het facsimile nog steeds verdedigbaar (zie de aantekening ‘Geert’). Frans de Rover meende dat ‘Henk met de snor’ eigenlijk Mulisch zelf
klaas koppe
Harry Mulisch in 1993
was. Op basis van de notities bij het fragment lijkt mij dat Mulisch' ‘Karel’ ondubbelzinnig verwijst naar Nagel [= J.B. Charles], zowel in de beschrijving van diens uiterlijk als in de uitspraken van en over hem. ‘Hij was de schrijver van een veelgelezen boek over het verzet’, zegt de verteller en in een aantekening (verso pagina 125) heet het: de een, kalend en met een grote zwarte snor, had een veelgelezen boek over zijn activiteiten in de oorlog geschreven, de ander, die met zijn smalle mond sprekend op Hendrik viii leek, was een dichter die in een concentratiekamp had gezetenDat de meeste van deze details over schrijver en dichter niet in De aanslag zouden worden opgenomen en dat Mulisch in de roman het detail heeft toegevoegd dat ‘Henk’ zich niet bevoegd acht om te oordelen over poëzie (Nagel schreef ook gedichten!) zou er hoogstens op kunnen wijzen dat dit personage in De aanslag een amalgaam is van verschillende figuren uit de werkelijkheid. Onder wie misschien toch weer Noëlle de Gaulle? Eén voornaam in De oer-aanslag heeft niets te maken met de verzetsveteranen. Er is een potloodnotitie: ‘Peter nog steeds vermist’ (verso pagina 120). Peter zou in De aanslag de naam van de broer van Steenwijk worden. Heeft dit personage zijn naam aan de Russische tsaar te danken? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieWas al bekend dat De aanslag verbindingen had met ander werk van Mulisch, zowel vroeger als later verschenen, met de publikatie van De oer-aanslag wordt de roman nog sterker met andere fasen van het oeuvre verbonden. Die andere fasen betreffen teksten die veelal een hoog autobiografisch dan wel beschouwend en zelfs opiniërend karakter dragen. In het fragment spelen Mulisch' vrienden Nagel en Hoornik nog een grotere rol, maar vooral is de politieke betrokkenheid van de verteller nog sterker dan in de roman, zowel bij het voormalig verzet als bij de anti-kernwapendemonstratie in 1981. Naar aanleiding hiervan vraag ik me voor de zoveelste keer af hoe de gemiddelde Amerikaanse lezer van The Assault tegen de politieke elementen in Mulisch' roman pleegt aan te kijken. Ik dacht hier weer aan toen John Updike in een recent interview opmerkte dat de hoofdpersoon in de film zo mooi als een kat in een vreemd pakhuis tussen de demonstranten liep. Weliswaar had Updike het over de film, maar zijn uitspraak suggereert dat hij het evidente enthousiasme over de demonstratie in het boek niet zou waarderen. Updikes interpretatie is misschien niet zo onjuist als die waarin de Duitse SD'ers vertaald werden met ‘Social-Democrats’, maar zij doet boek noch film recht. Al met al blijft voor mij de meest schokkende passage in De oer-aanslag die waarin de verteller door de emotionele toestand die het oproepen van de fatale gebeurtenissen in de hongerwinter bij hem losmaakt, zijn hele project over de ontdekking van Moskou en Cusanus niet meer belangrijk vindt. Schokkend, omdat je deze constatering ook als een poëticale opmerking kunt opvatten, die letterlijk heeft geleid tot het opzijschuiven van het Moskou-project voor een nieuw dat tot De aanslag zou leiden. In de novelle Paralipomena Orphica gaf de schrijver het werk aan zijn ‘metafysisch detective’ op ten faveure van het geval Zeeger Vermeulen, het negentiende-eeuwse moordenaartje dat hem zo fascineert. Het is verleidelijk een analogie hiermee te zien in de passage uit De oer-aanslag. Ten tweeden male geeft de schrijver - en met de schrijver, Mulisch - een oud project op voor een nieuwer. Veertien jaar na de verschijning en zeker na de publikatie van De oer-aanslag lijkt Mulisch roman mij een interessanter boek dan toen ik het in 1982 besprak. Mogelijk omdat ik Mulisch door de essays en het proza dat hij sindsdien heeft gepubliceerd als auteur meer ben gaan waarderen. Sympathiek vond ik ook de manier waarop hij in latere teksten politieke kwesties aan de orde stelde, vooral na de kwaadaardige aanvallen op zijn houding inzake Cuba en links tijdens de Koude Oorlog. Ik vond in 1982 waarschijnlijk dat Mulisch met Twee vrouwen en Oude lucht te traditioneel en te toegankelijk was geworden en las daarom De aanslag als een zwakke herhalingsexpeditie van Het stenen bruidsbed. Al met al voel ik me een beetje als de hoofdpersoon uit Orwells 1984: ‘He had won the victory over himself. He loved Big Brother.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LiteratuuropgaveGebruikte edities: Harry Mulisch, De aanslag (Amsterdam, 1982; eerste druk). Harry Mulisch, De oer-aanslag (Amsterdam, 1995). Zie voor informatie over De aanslag: Jan Heerze, Harry Mulisch De aanslag (Laren (Gld.), 1983); Frans C. de Rover, Over De aanslag van Harry Mulisch (Amsterdam, 1985); Rudy van der Paardt, ‘Harry Mulisch, De aanslag’ in Lexicon van Literaire Werken, afl. 9, 1991. |
|