Literatuur. Jaargang 13
(1996)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 229]
| |
Boek en Film
| |
[pagina 230]
| |
de constructie van een reeks van voornamelijk uiterlijke handelingen, die om het de kijker niet al te moeilijk te maken in een duidelijk causaal, soms associatief (maar dat riekt al gauw naar kunst) verband aaneengeregen worden. Het gevolg is dat de getoonde beelden zich zo sterk opdringen dat een kijker, mede als gevolg van de bijkomende spanning, geen gelegenheid krijgt zich bij het kijken kritische vragen te stellen. Alle aandacht is namelijk nodig om het verhaal te kunnen volgen. De scenarioschrijver manipuleert dus de aandacht van de kijker door hem al zijn energie te laten gebruiken om het verhaal te kunnen volgen, terwijl de regisseur hem verdooft met knap geregistreerde camerabeelden. Met die camerabeelden, alsmede met het individuele spel van de acteurs wordt in het gunstigste geval diepgang of een onzegbare wereld gesuggereerd, die de auteur van een roman door subtiel taalgebruik, het ingaan op details of paginalange uitweidingen over innerlijke gevoelens op veel treffender wijze bij de lezer weet op te roepen en bewust te maken. Afgezien daarvan blijft veel materiaal uit een roman gewoon ongebruikt, omdat de film anders te lang wordt.
De succesvolle verfilming van De aanslag van Harry Mulisch dankt dat succes aan de spanning en de kwaliteit van het spel, die het geheel tot een onderhoudend product maken, maar het totaal geeft zeker niet uitputtend weer, wat de lezer van de roman krijgt aangeboden.
Mede bepalend voor de kwaliteit van een film is het beschikbare budget. Het geld dat in een film gestoken wordt, moet er weer uitkomen ook, en liefst nog wat meer. Dat betekent dat om de kosten er weer uit te halen er concessies gedaan moeten worden aan de goede smaak ten behoeve van het grote publiek dat bereikt moet worden. Er wordt dus aangehaakt aan de smaak of de trends, die gelden op het moment van opname. Opmerkelijk is daarbij bijvoorbeeld dat de scenarioschrijver, die toch al moet woekeren om in elke scène zoveel mogelijk elementen en aspecten uit het boek aan bod te laten komen, of althans de suggestie te wekken dat hij dat doet, op het moment dat er sprake is van seks ineens alle tijd van de wereld heeft. Waar Vestdijk - toch al moeizaam bij het komen tot de daad - na eindeloze, uiteraard boeiend beschreven passages (en daar gaat het de liefhebber natuurlijk om) zijn hoofdpersonage ‘het’ laat doen, geeft hij dat met een kuise regel wit in de tekst aan, waarna de draad van het verhaal weer wordt opgevat. Wat ik de waan van de dag van de film of televisie-bewerking vind, is dat er in zo'n geval ineens vijf minuten uitgetrokken worden om de doorgaans appetijtelijk gecaste acteur en actrice (meestal heel wat aangenamer om aan te zien dan ik die personages als lezer op grond van de door de auteur verschafte informatie ervaren heb) uit de kleren te laten gaan en in een wilde omstrengeling te zien suggereren (tenslotte blijft het toneel) hoe zij het doen. Niet dat ik preuts mijn ogen neersla, maar ik vraag me dan wel in gemoede af wat dit nog met de diepere betekenis van de roman te maken heeft. Nog gekker wordt het als de seks geheel ontbreekt en omwille van het grote publiek er met de haren wordt bijgesleept. Ik herinner mij een wilde vrijpartij in de keuken van een middeleeuws klooster te Melk uit Umberto Eco's De naam van de roos, die de concretisering is van een paar losse gedachtes en wat vage sympathie-gevoelens van het hulpje van Sean Connery, Adzo heette hij geloof ik, voor een simpel meisje dat van ketterse sympathieën wordt verdacht.
Nee, laat mij maar liever mijn eigen ‘film’ in de geest maken als ik een boek lees. Dat is altijd mooier dan de realiteit van de film. En geldt dat ook niet voor de auteur die, uitgaande van de realiteit bij het schrijven van zijn werk, dit boven de realiteit uit tilt om via zijn verbeelding ons deel te laten hebben aan zijn visie op het leven? Zijn balans tussen werkelijkheid en verbeelding geeft mij als lezer alle ruimte om mijn fantasie te prikkelen en aan het werk te zetten. Ik heb daarbij geen cineast van node, die voor mij daarbij beelden invult die de mijne niet zijn. Wat mij doet denken aan een citaat van Flaubert, die aan het begin van het naturalisme stond en in zijn werk probeerde met wetenschappelijke precisie feiten en verschijnselen naar de natuur te tekenen, maar geconfronteerd met een voorstel van zijn uitgever om een geïllustreerde uitgave (film bestond toen nog niet) van Salammbô te maken, woedend reageerde met de woorden: ‘Ah, qu'on me montre le coco qui fera le portrait | |
[pagina 231]
| |
d'Hannibal et le dessin d'un fauteuil carthaginois! Ce n'était guère la peine d'employer tant d'art à laisser tout dans le vague pour qu'un pignouf vienne démolir mon rêve par sa précision inepte!’
Maar de commercie wint het van de kunst, want mijn eigen laat-negentiende-eeuwse Salammbô-uitgave is rijkelijk geïllustreerd met oubollige plaatjes, die afbreuk doen aan de kwaliteit van de roman, zoals elke film dat mettertijd doet aan het meesterwerk waarop hij zich baseert. Met andere woorden: een goed boek wordt voor de eeuwigheid geschreven, terwijl de verfilming ervan hooguit als tijdsdocument waarde heeft.
Rob Erenstein |
|